
 
		•>•>  hebber  voorbij  was  ,  verfcheenen  zij  zonder  
 „   hunne  roode  vederen,  die  voorzeeker  hier  als  
 „   een  bijzonder onderfcheiding- teken  befchouwd  
 „   worden;  want  niemand  droeg  die  dan  zij  en  
 „   de  jonge  vrouwen,  die  dansten. 
 ,,  Sommige  van  de  mannen  waren  op  de  heu-  
 ,,  pen  en  den  rug  op  eene  ongewoone wijze  be-  
 ,,  prikt,  en  enige  van  de  vrouwen  hadden  dezelf-  
 „   de  verfierzelen  op  haare  beenen;  doch  alleen  
 ,,  die  van  eenen  hoogeren  rang  ,  en  de  mannen  
 ,,  onderfcheidden  zig ,  in  dat geval ,  ook  over  het  
 „   algemeen  door  hunne  grootte  en  zwaarlijvig-  
 ,,  heidj  tenzij  zij  zeer jong waren.  De vrouwen  
 ,,  van  eenen  gevorderden  ouderdom  hadden  het  
 ,,  hair  kort  afgefneden,  en  veele  hadden  fchuin-  
 „   fche  fneeden  overal  van  vooren  op het  lighaam;  
 „   enige van  die wonden,  dieruitwijze  liepen  ,  wa-  
 „   ren  nog  zoo  kort  geleden  toegebragt,  dat  het  
 „   geronnen  bloed  ’er nog  in  zat. 
 „   De  vrouw van  een  van  de  opperhoofden  ver-  
 „   fcheen  met  haar  kind,  in  een  ftuk  rood  doek  
 „   gewonden,  dat  haaren  man was  gefchonken;  zij  
 „   fcheen  het  met  veel  tederheid  te  draagen  en  
 „   zoogde  het  omtrent  op  de wijze  van  onze  vrou-  
 ,,  wen.  Een  ander  opperhoofd  bragt  zijne  dog-  
 „   ter bij ons,  die  jong  en  fchoon  was,  maar  die  
 „   met  alle  de  fchroomvalligheid  verfcheen  welke  
 „   haare  fexe  eigen  is,  fchoon  zij  ons  met  eene  
 „   angstvallige  deelneeming aankeek, die  met haare 
 „   re  vrees  fcheen  te  kampen  en  haare  verwonde-  
 „   ring  op  een  zoo  ongewoon  gezigt  uittedruk-  
 „   ken.  Andere naderden met meer  onbefchroomd-  
 „   heid  en  waren  wel  minder  ingetogen  dan  wij  
 ,,  verwagt hadden,  maar  gedroegen  zig egter met  
 „   betamelijke  zedigheid.  Wij  zagen  geene  mis-  
 ,,  maakte  perfoonen  onder  de  beiden  fexen,  be-  
 „   halven  dat enige  lidtekenen  droegen  van  groote  
 „   zweeren  op  het  aangezigt  en  andere  Jighaams-  
 „   deelen.  Naar  evenredigheid  van  het  aantal  
 ,,  volks  dat  ’er  verzameld  was  ,  waren  ’er  niet  
 „   veele  oude  mannen  en  vrouwen,  waarvan men  
 „   gemaklijk  reden  kan  geeven,  als  men  onder-  
 „   (lelt  dat  zij,  die  in  jaaren  gevorderd  waren,  o f  
 „   geene  lust,  o f het  vermogen  niet  hadden  om  
 „   van  de  afgelegen  deelen  des  eilands  herwaarts  
 „   te  koomen.  Aan  den  anderen  kant  waren  de  
 ,,  kinderen  talrijk,  en  deeze  en  de mannen  klom-  
 „   men  op  de  boomen  om  naar  ons  te  kijken,  als  
 „   wij  door  het  omringend  volk  voor  hun  gezigc  
 „   verborgen  waren. 
 „   Omtrent  een  derde  gedeelte  van  de  mannen  
 „   waren  met  knodfen  en  fpeeren  gewapend,  en  
 ,,  waarfchijnlijk  alleen  die,  welke  van  verre  ge-  
 „   koomen  waren,  alzoo  veele  kleine  korfjens,  
 „   matten  en  andere  dingen  aan  de  einden  van  
 „   hunne  wapenen  hangende  hadden.  De  knod-  
 „   fen waren  over  het  algemeen  zes  voeten  lang,  
 ,,  van  een  hard  zwart  hout gemaakt,  aan  het  eind  
 *  55  als