
 
		der  wierd  door  iedereenen  de  zeer  roemrijke  
 naam  gegeeven  van  Motooa  Tonga,  dat  is,  Vader  
 van  Tonga,  o f van  zijn  land.  De  aart  van  zijne  
 verwantfchap  met  den  Koning  was  ook  niet  
 langer  een  geheim  voor  ons,  want  wij  vernamen  
 nu  dat  hij  zijn  fchoonvader  was,  naardien  pou-   
 l a h o   eene  van  zijne  dogters  getrouwd  had,  bij  
 welke  hij  deezen  zoon  had,  zoo  dat  ma r e ewa -  
 gee  des  Prinfen  grootvader  was.  Toen  pou-  
 l a h o s   verfchijning  ons  overtuigd  had  dat  wij  
 ons  bedrogen  hadden  met  f e e  n o u   als  den  Opperheer  
 van  deeze  eilanden  te  befchouwen,  hadden  
 wij  in  het  eerst  niet  kunnen  begrijpen  welke  
 zijn  waare  rang  ware,  dat  nu  bleek,  f e enoü   
 was  een  van  ma r e ewa g e e s   zoonen  en  t o o -  
 b o u e i t o a  een  andere  zoon. 
 Bij  mijne  landing  vond  ik  den  koning  in  het  
 huis  bij  onze  tent met ons volk,  dat  aan wal  hun  
 verblijf hield.  Zoo draik  bij  hem  kwam,  fchonk  
 hij  mij  een  groot  varken  en  enige  yams.  Tegens  
 den  avond  kwamen  ’er  enige  mannen,  die,  zig  
 in  de  rondte  nedergezet  hebbende,  begonnen  te  
 zingen  op  het muzijk  van  de  trommelen  van  bamboes, 
   die  in  het  midden  geplaatst  waren. 
 Daar 
 ( * )   Dezelfde  foort  van  avond-muzijk  wordt  om  het  
 huis van  den Tamole  op  de  Carolina - Eilanden gefpeeld.  Lé  
 Tamole  ne  s endort  qiC au  bruit  d'un  concert  de mujique,  
 que  forme  me  troupe  de  jeunes  gens,  qui  s'ajfembknt, 
 an» 
 Daar waren  drie  lange  en  twee  korte.  Met  deeze  
 ftooteden  zij  overeind  op  den  grond,  gelijk  ik  
 hier  voor  befchreven  heb.  Daar waren  twee  andere, 
   die  naast  elkaer  op  den  grond  lagen,  eti  
 waarvan  een  gefpleeten  o f gepletterd  was,  waarop  
 een  man  met  twee  kleine Hokken  floeg.  Zij  
 zongen  drie  gezangen  terwijl  ik  daar  vertoefde,  
 en  ik  vernam  daarna  dat  de  vermaaklijkheid  na  
 mijn  vertrek  tot  tien  uuren  geduurd  had.  Zij  
 brandden  de  bladeren  van  den  •wharra- palm  toe  
 licht,  dat  het  eenigst  was  dat  ik  hen  ooit  daartoe  
 zag  gebruiken. 
 Terwijl  ik  den  dag  in  mijn  bezoek  aan  deeze  
 Grooten  dporbragt,  deed  de  Heer  a n d e r s o n   
 met  enige  andere  eene  wandeling  door  het land,  
 die  hem  de  volgende  waarneemingen  opleverde.  
 Ten  Westen  van  de  tent  is  het  land  volkoomen  
 onbebouwd,  omtrent  twee  Engelfche  mijlen  
 verre,  fchoon  géheel  met  boomen  en  ftruiken  
 in  hunnen  natuurlijken  Haat,  met  de  grootfte  
 kracht  groeiende,  bedekt.  Verder  is  eene  
 vrij  wijde  vlakte,  waarop  enige  kokos-nooten-  
 boomen  Haan,  én  enige  kleine  plantagieën,  
 die  zedert  kort  fchijnen  aangelegd  te  zijn  en ,  
 naar  het  fcheen,  op  grond,  die  nooit  te  vooren  
 bebouwd  was  geweest.  Bij  de  kreek,  die  ten 
 Wesautour  
 de  fa maijon,  &   qui  chantent a  leur manière  eer•  
 tatnes poefies.  Lettres  edifiantes  Tom.  XV.  pag.  3x4. 
 M  4