
avond in eene klein? boot naar land, verzeld door
Kapitein c l e r k e .
Wij vonden ben alje hard aan het werk en de
landing-plaats, in een klein kreekjen, door het rif
gevormd, wat breeder en langer dan eene floep
lengte en tegens den fhg van de zee gedekt door
klippen, die ter wederzijde van hetzelve uitfla-
ken. Het eiland heeft naauwlijks eene Engelfch©
mijl in omtrek en isniet rneer dan drie voeten hoo-
ger dan de oppervlakte van de zee. Het fcheen
geheel uit koraal?zand te beftaan, met een weinig
zwarte aarde, pit verrotte planten , vermengd.
Ondanks deezen armen grond is her eg-
ter bedekt met boomen en ftruiken van dezelfde
foorc als op We,nooa- ette, fchoon in mindere ver-
fcheidenheid; daar ftaan ook enige kokos' palmen
onder. Op de boomen en ftruiken tegens
over de ze e , en zelfs meer naar binnen, vonden
wij een groot aantal fregat - vogelen, keerkringvogelen
en twee fóorten van, gekken, die thans,
bezig waren hunne eieren te leggen, en zoo mak,
dat zij toeiieten dat wij dezelve met de handen
weg namen. Hunne nesten beftonden flechts uit
enige frokjena, die bij malkanderen gelegd waren,
en de keerkring. - vogelen, legden hunne eieren op.
den grond onder de boomen. Zij verfchillen veel
van de gemeene foort, zijnde geheel van een al-
lerfchitterendst wit, ligt met rood getint, en
. . . heb«
jjebbende de twee lange ftaert - pennen van eene
donkere fcharlaken o f bloed - kleur. Van beide»
foorten doodde ons volk een aanmerklijk groot
aantal , en, fchoon ?ij niec van het lekkerst wild
zijn, waren zij egter yoor ons, die zoo lange»
tijd niet dap zouten kost gegeeten hadden , en die
dus zeer blijde moeften zijn met de minfte veran?
gering, aangenaam genoeg. Wij vqnden ook
veele roodp krabben, overal onder de boomen
yond kruipende, en wij vongen verfcheiden vis-
fchen , welke de zee in holten pp het rif, bij het
afloopen, had agtergelaaten.
Aan een gedeejte van het rif, dat aan het meit
binnen ’slapds ligt, was een groot bed van koraal,
bijna gelijk met de oppervlakte van de zee,
dat tnisfchien een van de fraaifte gezigten opleverde,
die de Natuur ergens heeft voorcgehragt.
Deszelfs grondftuk was %an het ftrand vast, maar
yeikte zoo diep, dat het niet kon gezien worden,
300 dat her in. het water fcheen te hangen, dat
zoo eensklaps diep wierd, dat ’e r, op den af-
ftand van enige voeten, zeven o f agt vademen
diepte was. JQfe zee was op deezen tijd geheel
effen, en de zon, die helder foheen, vertoonde
de verfchillen de foorten van. koraalen in de
fchoonfte orde, fommige ftukketi zig als takken
in het water uitfpreidende, andere in ronde ballen
en in verfcheiden andere, gedaanten bij malkander
teu liggende, en alle- vonkende van de rijkfte
kleur