
 
		mat,  en  enige  rooden  vederen  was  des  Konings  
 gefchenk  voor  m ij,  en  hij  fcheen  ’er  eene  eer  
 in  te  ftellen  om  f e e n o u s   milddaadigheid,  die  
 ik  te  Hapaee  ondervond,  te  boven  te  ftreeven,  
 gelijk  hij  ook  wezenlijk  deed. 
 ,  Omtrent  ten  een  uur  begonnen  zij  de  mai  o f  
 danfen,  welker  eerfte  bijna  eene  herhaaling  was  
 van  den  eerften,  die  op  het  feest  van  ma r e e -  
 wa g e e   vertoond was.  De  tweede wierd  beftierd  
 door  Kapitein  F u r n e a  ux s  t o b o u ,  die,  ge*  
 lijk  wij  gezegd  hebben,  aldaar  ook  gedanst  had,  
 en  in  deezen  kwamen  vier  o f  vijf  vrouwen,  die  
 haare  rol  met  zoo  veel  juistheid  fpeelden  als  de  
 mannen.  Toen  hij  uit  was,  fcheidden  de  fpee*  
 Iers,  om  plaats  te  maaken  voor  twee  kamp * veg-  
 ters,  die  met  de  knods  ftreeden  ,  gelijk  wij  bij  
 eene  voorgaande  gelegenheid  verhaald  hebben.  
 En  in  den  derden  dans,  die  nu  de  laatfte  was ,  
 toonden  nog  twee  mannen  hunne  behendigheid  
 met hunne  knodfen.  De  danfen  wierden  gevolgd  
 door  worftelaars  en  vuist - vegters,  en  een  man  
 trad  in  het  ftrijdperk  met  eene  foort  van  knods,  
 van  den  fteel  van  een  kokos-blad  gemaakt,  die  
 vast  en  zwaar  is  ;  maar  hij  kon  geen  tegenflxij-  
 der  vinden,  die  met  hem  in  een  zoo  ruuw  Ipel  
 kampen  wilde.  In  den  avond  hadden  wij  wederom  
 de  bomai,  in  welken  p oulaho  zelf danfte,  
 in  Engelfche  ftoffen  gekleed.  Maar  noch  deeze  
 noch  de  danfen  over  dag waren zoo groot,  noch 
 wierwierden  
 met zoo  veel  ijver  uitgevoerd  als  die van  
 f e e n o u   o f  m a r e e w a g e e   ,  ‘waarom  ik  ook  
 eene  minder  omftandige  befchrijving  van  dezelve  
 gegeeven  heb. 
 Om  ’er  den  gantfchen  tijd  bij  tegenswoordig  te  
 wezen,  at  ik  aan  land.  De  Koning  zat  met  ons  
 aan,  maar  hij  at  noch  dronk.  Ik  bevond  dat  dit  
 moest  toegefchreven  worden  aan  de  tegenswoor-  
 digheid  van  eene  vrouw,  welke  ik  op  zijn  verzoek  
 aan  tafel  had  toegelaaten,  en  die,  gelijk  wij  
 naderhand  vernamen  ,  van  eenen  nog  hoogeren  
 rang was  dan  hij.  Zoo  dra  deeze  booge  perfoo-  
 naadjen  gegeeten  had,  trad  zij  naar  den  Koning  
 toe,  die  zijne  handen aan  haare  voeten  bragt,  en  
 toen  gong  zij  henen.  Hij  doopte  onmiddelijk  zijne  
 vingeren  in  een  glas wijn  en  ontvong  de  hulde  
 van  haar  geheel  gevolg.  Dit  was  de  eenigfte  reis  
 dat  wij  zagen  dat  hij  dit  teken  van  eerbied  aan  
 iemand  bewees.  Op  ’sKonings  verzoek  liet  ik  
 in  den  avond  enige  vuurwerken  affteeken;  doch  
 zij  waren  ongelukkiglijk  befchadigd,  zoo  dat deeze  
 vertooning  aan  onze  verwagting  niet  beantwoordde. 
 4.  4» 
 ❖ 
 O  3 A G T -