%rts b^f ben nedertezfttefi f iflafrf onze höedert i f 1*
teneemétt en ons haif los te m&aken. Toen dt
draagers alle fngèkoorrten warén , wicrd
elke ftok CHsftfeèn twee tóönfieh opgenoomen, dié
ik in -o p biibbe fbbonderen droegen. Na dat zif
zig tot kleine benden elke van tien ö f twaalf per-
fOOnétl afgéleheiden hadden, traden *zij dwafsds
*over de plaats met eenen haafligen-' tre#-, terwijl
nèftte bende ëehen mart aan hét hoofd had, Oënfe
knods o f fpeer draagenden^én ter regter zijde door
verfcheiden andere begelegd- wórdendért ^ dié met
verfebillende wapenen gewapend warén. De trein
wierd gefloten door eeneft man, die eene leeverts-
de duif öp èèn’ thak' dróég , : ett zij béftörtd ö?e
omtrent tweehonderd vijftig perfboneni
Ik verzogt om a i het Opperhoofd te vraa-
gen werwaarts de yams met zóó veel plechtigheid
gebragt wierden ; dart, alzoo hij -onwillig
-fcheen om ons dê onderrigting, die wij vroegen,
te geeven, volgden twee e f drie onzer den optogt
tegens zijnen wil en dank. Wij bevonden dat zij
ftil hielden bij eene Mor ai o f Fiat ook ct vafs
een enkel huis op een heuveltjen ftaande, naauW-
' lijks
( * ) Dezelfde daar de Heer Andersom te vöören ge-
.tveest was. Fi'&teo-ku fthijnt woordlljk Gods - huis -tÈ böte*
kenen van fae of farre een huis, eti atooka, God. Mores
is het Tahitisch woord voor die begraafplaatfen.
G. FOKSTER.»
lijks een-vierde van eene Engèlfcfie mijl Van de
plaats, daar zij éérst vêrgadefd .waren. Hier
zagen wij dat zij de yams nederlegden en in bon-
dels zarfteftbonden, maar tot wat oogmerk konden
w ij niét të'wöeten koomen. Ën , alzoo ort-
ze tegenSWó'tfrdigh'eid hén verlegen fcheen te maa-
ken v’ verlieten! wij hén èrt keerdért’ naar p o ül a -
Ho, die ons zeide dat Wij ons kondên Vefmaakeh
met rond te wandelen ,' a lzo o ’er in lang nog niets
gebeuren zoude. De vrees van iets van de plechtigheid
te zullen verliezen deed óns niet lang afwezig
blijven. Toén wij weder bij den Korting
kwartiert, verZogt hij mij dat ik het volk van de
floep zoude beveelen dé floep niet té Verhaten;
want, naardien alles welhaast taboo Zoude zijn,
aouden alle degeene van ons o f hun vo lk , die meri
zoude vinden rond wandelen, met knodfert ter neder
geflagen , ja zelfs mattse, dat is dood geflda-
gen worden. Hij zeide ons Ook dat wij niét bij
de plechtigheid magteft tegenswoordig zijn, maar
dat wij naar eene plaats zouden gebragt Worden,
daar wij alles zouden kunnen zien wat ’er gebeurde.
Men had iets tegens onze kleeding. Mêrt
zeide ons dat wij, om ’er bij te mogen wezen,
tot onder de borst naakt zouden moeten zijn, met
onze hoeden af en ons hair los hangende. oMa ï
bood aan zig aan deeze voorwaarden te onderwerpen
en begon zig te omkleedert; maar toert
R a maak