
 
		[M e y   i f f f . i }   R . Ë I 2 Ë   n A a r   dekt 
 ten  hét  groot  vermógen  en  dé  aangenaame  Uitwerking  
 van  deeze  eenvoudige  muzijk  te  beken-  
 hen* 
 Toen  het mtizijk  Omtrent  ëeh  vierde  üiirs  hadt  
 Aangehouden *  traden  *er  twintig  vfoüwen  in  dep  
 kring.  De  meëfte  droegen  flingers  van  de  fchar-  
 laken bloemen  van  de  Chineefbhë  fooS  o f  andere  
 óp  haare  hoofden,  en  veele  hadden  zig  met  
 boom - bladeren  ,  zeef  nèt  aan  de  randen  üitge-  
 fneden  ,  opgefjerd;  Zij  maakten  eeneU  kring  
 rondom  de  muzijkanten  ,  met  haare  aangezigten  
 naar  dezelve  gekeerd ,  en  begonnen  niet  het  zingen  
 van  eene  zagte  wijs»  waarop  door  hét  choof'  
 op  denzelfden  toon  geantwoord  wiefd  ,  ên  dit  
 wierd  beurtlings  herhaald.  Allen  deezen  tijd  verbelden  
 de  vrouwen  haar  gezang  met  verfcheideni  
 zeer  fierlijke  beWeegingen  van  haafe  handen  naar  
 haare aangezigten,  en  te zelfden  tijd  fn  andere  rig-  
 tingen,  geduuriglijk  eenen  flap  voorwaarts doende  
 met  eenen  voet,  terwijl  de  andere  ftSan  bleef!  
 Toen  wendde  zij  haare  aangezigten  naar  de  vergadering  
 j  zongen  enigen  tijd,  en  traden  toen  gezamenlijk  
 terug  naar  dat  gedeelte  van  den  kring /  
 dat  over  de  hut  w a s ,  daar  de  voornaamfte  aan-  
 lehouwers  gezeten  waren.  Hier  na  naderde  vaö  
 elke  zijde  eene  van  haar,  elkanderen vooraan  ontmoetende  
 en  voorbijgaande,  en  haaren  tred  in  de  
 rondte  vervolgende,  tot  zij  bij  de  overige  kwamen, 
   waarop  *er  van  elke  zijde  twee  voorwaarts 
 tra