Den dertienden in den figtefmlddag deeden enige
van ons eene wandeling naar he£ hoogst gedeelte
van het eiland, dat een weinig aan de reg-
ter zijde van de fehepen was, ofa een vólkoomera
gezigt van hef land te hebben. Omtrent ter halver
wege, gongen wij door eerie diepe valei, welker
bodem, en zijden, feboon Uit naauwlijks iets1
anders dan koraal - klippen beftaande , met hoornen
bedekt waren* Wij waren nu twee o f drie
honderd voeten boven dé oppervlakte der ze e ,
egter was het koraal hier met alle de gaten eö
Oneffenheden doorboord,, die gemeenlijk de oppervlakte
van deeze zelfftandigheid, binnen het
bereik van het getij onderfcheiden* Wij vonden
Midèdaad hetzelfde koraal tot wij de toppen van
de hoogfte bergen begonnen te naderen, en het
was aanmerklijk dat deeze hoofdzaaklijk uit eenen
geelachtigen , zagten zandfteen beftondetf. De
grond is aldaar, over het algemeen, eene roodachtige
klei, die op veele plaatfen zeer diep feheen
te zijn. Op de hoogfte plaats van het geheel
eiland vonden wij een rond pïac vlak, o f aarden
heuvel, door eenen muur van koraal - fteenen on-
derftuc; het moet zeer veel arbeid gekost hebben
om denzelven zoo hoog optebrengen. Onze gidfen
zeiden ons dat deeze heuvel was opgerigt op last
van hun Opperhoofd, en dat zij daar fomtijds te
zaamen kwamen om kava te drinken; hij noem-
•de dien E tch e s , bij welken naam ook eene
hoogte, die w ij, gelijk reeds gezegd is, op Ton*
gataboo gezien hadden , onderfcheiden wierch
Niet veele fchreden van dezelve was eene wel van
uitmuntend water , en omtrent eene Engelfche
mijl meer naar beneden, een loopende ftroom,
die, gelijk men ons zeide, tot in zee liep, als het
veel geregend had. Wij vonden ook water in
veele kleine gaten, en, ongetwijfeld zou ’er overvloed
van kunnen gevonden worden met graa-
ven.
Van de hoogte , tot welke wij geklommen waren
, hadden wij een volkoomen gezigt van het geheel
eiland , uitgezonderd een gedeelte van de
Zuidlijke punt. De Zuid-Oost zijde, van welke
de hoogfte bergen, waarop wij nu waren, niet
verre zijn , rijst met zeer groote ongelijkheden
onmiddelijk uit zee op , zoo dat de vlakten en
weiden, onder welke enige van groote uitge-
ftrektheid z ijn , alle aan de Noord-West zijde
liggen, e n , alzoo zij verfierd zijn met groepen
van boomen,, met plantagieën afgewisfeld, vormen
zij een zeer fchoon landfchap in elk oogpunt.
Terwijl ik die bekoorlijk gezigt overzag , kon
ik niet nalaatem mij met het aangenaam denkbeeld
te vleien dat een toekoomend zee - vaarer van dezelfde
plaats misfehien deeze weiden met vee
zal bedekt zien , door Engelfche fehepen aan
deeze eilanden aangebragt, en dat de vervulling
van dit mensehlievend doel alleen*, behalven alle