
 
		fi’4 *  [jfüty  17 7 7 .]  R E I  Z E   ü a a r   öèm 
 der  geheet  bedekt  wiefd  tot  omtrent  eén©  mifmuè  
 e f  twee  voor  het  begin  van  de  eclips.  W ij  Hon-  
 den  alle  aan  onze  teleskoopen,  namelijk  de  Hee-  
 réfl  s ayle y,  Ri ng,  cle rke ,  êligh  en  ik.  
 Ik miste  de  Wa&rneeming,  omdat  ik  geen  dankef  
 glas  bij  de  hand  had,  dat  gefcbikt  was  voor  de  
 Wélken  ,  die  aanhoudend  over  de  Zon  trokken,  
 êft  de  H e e t éLigh  had  de  zon  niet  in  het  veld  
 Vèn  zijnen  teleskoop,  zoo  dat  het  begin  van  dé  
 êciips  alleen  waargenoomen  wierd  door  de  andere  
 drié  heeren,  en  dan  nóg  met  eene  ónzeekerheid  
 Van  efiigën  féóohden ,  namelijk 
 fé 
 Ui m. r - r 
 dóór  ËAYLËY  té  .  . I I 46 2 3 ,!  fChijnb. 
 door  K i n g   te  .  .  * 11 46 28  f   tfd* 
 döor  c l e r k e   te  *  . 11 4 7 » J 
 D e   Heefen  baylêy  en ring  deeden  de  waaf-  
 neeming met  de aehromadëke  teleskoopen  van  het  
 L e n g te‘ Comptoir  van  eene  evéngelijke  vergroot  
 lén d e  kracht,en  Kapitein  clerke  deed  de  waar-  
 neeming  met  een  van  de  fpiegel - teleskoopen.  D e   
 Zón  vértoonde  zig  bij  tusfchehpoozen  tot  omtrent  
 liet midden van  de  eclip s,  Waarna  zij  den  gehee-  
 ién  dèg  niet méér gezien Wiérd,  Zoo  dat  hét  eind  
 nïet  kon Wötden  Wëafgènoomen.  Deeze  te  leur  
 fteilMg  Was  óns  'egtèr  Weinig  fchade  ,  alzoo  de  
 lengte  méér  dan  genóeg  bekend  was  ,  boften 
 dee- 
 S f lL L E N   OCEAAN.  [Jüïy  1777.]  243 
 deeze  eclips,  door  waalrneemingeh  op  de  maan,  
 Van welke  hier  ha  zal  gefproöken  worden. 
 Zoo  dra wij  wisten  dat  de  eclips  voorbij  was,  
 pakten wij de werktuigen  op,  ftreëken  de  tenten,  
 waaronder  zij  Honden,  en  zonden  alles  dat  nog  
 niet weggenoomen  was  naar  boord.  Alzóo  gee-  
 he  der  inboorlingen  dé  minfte  acht  geflaagen  had  
 'op  de  drie  fchaapen,  die  ik  aan  mareêwageé  
 gefchonken  had,  en niemand  ’er  enige  zorg  voor  
 droeg,  liet  ik  dezelve  weder  aan  boord brengen;  
 Ik vreesde  dat  z i j ,  zoo  ik  hen  hier  lie t,  groöt  
 gevaar Zouden  geloopen  hebben  van door honden  
 verfcheurd  te wórden.  Daar waren  geene  honden  
 op  dit  eiland  toen  ik  hét  in  1773  eerst  bezogt;  
 maar  thans  bevond  ik  dat  zij  ’er  veelë  gekregen  
 hadden,  gedeeltelijk  van  het  ras,  dat  i k ’er  toen  
 jgelaaten  had,  en  gedeeltelijk  van  enige,  die  zeden  
 dien  tijd  van  een  eiland,  dit  liiet  verre  afge-  
 iegeh  en  Feejèe  genaamd was ,  waren  ingevoerd.  
 Daar waren  egter  thans  nog  geene  hóndeii  op  de  
 Vrienden - Eilanden  dan  op  Tongataboö,  en  niemand  
 datt  de  bevelhebbers  aldaar  bezat  van  die  
 dieren. 
 Nii  op  öhs  vertrek  van  dit  eiland  ilaaride,  zal  
 ik  hier  enige  bijzonderheden over  hetzelve  eit  des-  
 zelfs  voortbrengzelen  b ijvo egeh ,  welke  ik  aail  
 den  Heer  Anderson  verfchuldigd  ben.  E n ,  
 éiaardien  ik  thans  alhier  Zoo  veele  weeken  had  
 döorgebfagt  als  dagen  op  mijne  vorige  reis 
 §   *   ®