
 
		ons  langer  verblijf niet  fcheen  dat  ’er  meer  dan  
 een  vierde  gedeelte  van  de  boomen  en  andere  
 planten  in  bloei  waren,  eene  omftandigheid,  die  
 volftrekt  noodzaaklijk  is  om  de  verfchillende  ge-  
 flachten  te onderfcheiden. 
 De  eenigfte  viervoetige  dieren,  die  ’er gevonden  
 worden  zijn  varkens,  weinige  rotten  en  enige  
 honden,  die  alhier  niet  oorfpronglijk  zijn,  maar  
 die  voortgebragt  zijn  van  enige,  die  wij  in  1773  
 Lebben  agter  gelaaten  en  door  andere,  van  Feejee  
 ontvangen.  Daar  zijn hier  tamme  hoenderen  van  
 eene  groote  foort,  welke  bier  t’huis  behooren. 
 Onder  de  wilde  vogelen  zijn  papegaaien,  die  
 wat kleiner zijn  dan  de gemeene  graauwe,  van eene  
 niet  zeer  fraaie  groene  kleur  op  den  rug  en  de  
 vleugelen,  met  eenen  blaauwachtigen  ftaert,  en  
 voor  het overige  roec-  o f chocolaat - kleurig,  parkieten  
 ,  niet  grooter dan  musfchen  van  eene  fraaie  
 .geelachtige  groene  kleur,  mee  helder  hemelsch-  
 blaauw  op  de  kruin  van  den  k o p ,  en  de  keel  en  
 buik  rood,  ook  nog  eene andere  foort ,  zoo  groot  
 als  eene  duif,  met  eene  blaauwe  kruin  en  dijen,  
 -de  keel  en  het  onderfte  van  den  kop  karmofijnr  
 rood,  gelijk  ook  een  gedeelte  van  den  buik,  en  
 het overige  van  een  fraai  groen., 
 Daar  zijn  uilen  omtrent  van  de  grootte  van  
 onze  gemeene  ,  maar  fraaier  van  pluimaadjen,  
 koekkoeken  van  dezelfde  foort  als die  op  Palmer%.  
 ft ons Eilanden,  ijsvogels  omtrent  van  de grootte 
 van 
 Van  een  lijfter  van  een  groenachtig  blaauw  met  
 eenen witten  ring  om  den  hals,  en  een  vogel  van  
 het  lijfteren- gedacht,  omtrent  zoo  groot  als  een  
 lijfter, van eene doffe  groene kleur, met  twee  geele  
 lellen onder  aan  den  fnavel,  die de  eenigfte zingende  
 vogel  is,  dien  wij  hier  gevonden hebben;  maar  
 hij  vergoedt het  gebrek  van  andere  zing-vogelen  
 grootlijks  door  de  fterkte  en  welluidendheid  van  
 zijne  toonen  ,  die  bij  den  dageraat,  de  avond-  
 fehemering en  bij  het  veranderen  van  liegt  weder  
 door  de  bosfchen  klinken. 
 De  andere  land - vogelen  zijn  rallen  zoo  groot  
 als  duiven  van  eene  gefchakeerde  graauwe  kleur  
 met  eenen  roestkleurigen  hals,  eene  zwarte  foort  
 met  roode  oogen,  niet grooter  dan  een  leéuwrik,  
 groote  purperen  koeten,  met  roode  kaale  kruinen, 
   twee  foorten  van  vliegen-vangertjens,  een  
 zeer  kleine  zwaluw,  en  drie  foorten  van  duiven,  
 eene  van  welke  de  koperkleurige  Ringduif  van  
 so n n  e r a t   is,  eene  andere  half zoo  groot  
 als  de  gemeene  van  een  ligt  groen  op  den  rug en  
 de  vleugelen  ,  met  rood  voor  aan  den  kop,  en  
 een  derde,  wat  kleiner  ,  purper  bruin,  maar  
 van  onderen  witachtig. 
 Onder  de  water-  en  zee*  vogelen  zijn  de een-  
 den,  die wij  te Annamooka  gezien hadden, fchoon 
 zij 
 ( * )   Le  Ramier  Cuivre  ,  sownérat   Föjfage  è  la  
 Nouvelle  Cuinée,  Tab.  CII.