
ons welhaast nabij. In elke derZelve waren vdil
drie tot zes mannen. Zij hieldèh op örntrent eene
ftéen - worp van het fchip flil, en het leed enigen
tijd voor om ai hen konde överhaalen om aan
hetzelve te koomen; doch geene goede woorden
konden een van hen alle överhaalen om zig aari
hoofd te waageh. Ook gaf hun wanordelijk en
luidrugtig gedrag gèenZintS eene geneigdheid té
kennen om ons te vertrouwen o f wel te ónthüaler;
"Wij vernamen naderhand dat Zij gètragt haddert
enige roei-fpaanen Uit de floep van de Orttdek-
iking, die aan het fchip lagj wegteneemen, en
eenen trtan, dié hét hun tragtedè te beletten, ge-
flagén hadden. Zij fneeden ook met eene fchulpl
een net met vleesch af, dat van den fpiegel vart
dat fchip afhing en Weigerden volftfekt het terug
te geeven, fchoort wij hét naderhand weder vart
hün kögten; D ié , wélke aan Ons fchip waren j
gongèn op dezelfde vermetele wijze te wefk^
want zij maakten eenè foort van haak van eenen
■ langen flok * met welke zij ons openlijk ver-
fcheiden dingen tragtedèn te ontroöven, en
ten laatflen' ook werklijk een matroözen hemd$
-eenen Van ons volkj die aan het boegfeereri
w a s , tóebehoorende, over boord haalden. Zij
toonden egter te zelfden tijd eene kennis van
Vermangelen en verkogten ons enige visch, dié
£ij hadden? waar onder eenen buitengemeenen
platviseh, als porphyr gevlakt, en een roomkleurige
paaling met zwarte vlekken:, voor
kleine nagelen , op Welke zij ongertieen gefteld
Waren \ en die zij goefe noemden. Maar zij von-
gen met de grootfte gretigheid flukjens papier eti
alles wat mén hun toewierp, en als het in zee
v ie l, maakten zij geen’ zwaarigheid om ’er naar
te Zwemmen.
Dit volk fchèen in hunne perfoohen Zoo wel
als in hunnen aart veel van de inboorlingen van
JVateé'oo te V'erfchillen, fchoött de afftahd tUs-
fehen dé twee eilanden niet groot is. Hunné
kleur was donkerer, en vérfcheiden hadden eert
fie r ,1 ruUW voorkoomert, naar dé inboorlingen
van Nieuw - Zeeland gelijkende ; doch andere
Waren-fraaier. Zij hadden dik zwart hair, dat
Zij , over het algemeen , o f los over de fchoüde-'
ren hangende o f in eene bos op de kruin van-het
fioöfd zaamengebonden droegen; Sommige droegen
hef egter vrij kórt afgêfneden, en bij twee o f
drie vart hün was het van eene bruine o f röodach-
fige kleur. Hunne eenigfte kledij belfond in éed
fmal ffuk mat, verfcheiden maaien om het benedenst
gedeelte van het lijf gewonden j en tusfchen
de
(*-"*) De plat-visch is waarfchijnlijk de PleuroneStei
mancus b r o u s s o n e t Ichthiol. Dec. I , daar de afbeelding
naar dien gemaakt is, welken wij in het BritscH
Miifeum gelevetd hebben. De pakling is onze Murrtndt
kchidna. G. FORS TER.
IX . D e EÉ; &