«ït, ömtrènt honderd kokos - nooten voor elk
f c h ip e n , behalven deeze ververf<?hing voor ons-?
zelven, deeden wij voor ons vee wat gras en eene
menigte bladeren en takken van jonge kokos-pair
men op, gelijk ook van den tyharra boom, gelijk
hij op Otahiti genoemd wordt, de Pandang
van de Oos.t-Indieën, Naardien deeze laatftevan
eenenzagten, fponsachtigen, fapaehtigen
aart is, wil het vee die zeer wel eeten, als zij in
kleine fiukjens gefneden zijn, zoo dat men, zonder
de waarheid te kort te doen, kon zeggen dat
Wij ons vee met brandhout voederden.
Dit eiland ligt op 190 5 1 'Zuider Breedte, en
op z o i 0 37' Ooster Lengte, omtrent drie o f vier
mijlen van JVateeoo, welks inwooners, het Qtakoo*
taia noemen; fomtijds fpraken zij van hetzelve
onder de benaaming van JVenooa - etter dat Klein?
Eiland betekent. De Heer a-n d e r s o n , die
mede aan land was en het rond wandelde, giste dat
het niet veel meer dan drie Engelfche mijlen
in omtrek groot konde zijn; ik vernam ook van
hem de volgende bijzonderheden. Het flrand be-
fiaat binnen het rif uit een wit koraal-zand, en
het land rijst naar binnen niet meer dan zes ©f
^zeven voeten boven hetzelve en is bedekt met eene
ligte roodachtige aarde, maar het is geheel van
Water ontbloot.
C*) Pqndanui odoratijftma l i ,n n e ï»
D,e
De eenigfle boomen die aldaar gemeen waren ,
beftonden in kokos-palmen, van welke ’er ver-
fcheiden groepen Honden, en groote menigten van
de tVharrd. , Men vond ’ei ook den fchoonbJad-
boom(Calophyllüm') de Sariana offtrandberken-
boom, de Guettarda, eene. foort van Tpurnefor-
tia C * ') en Tdbernas montanne met enige andere
heefters, en enige van den Etoa- boom , welken
Wij op Wateeoo gezien hadden. De ledige plaat-
fen waren met eene foort van winde overgroeid,
uitgezonderd op enige , daaf eene aanmerklijke
hoeveelheid veld - kers, ( f j ) eene foort van ■ Eu-
phorbia, met enige andere kleine plantjens Honden
en de citroen - bladige braambooZeh-boom
( Morinda citrifolia') welkers vrugt door de Oca-
hitiers in tijden van fchaarschheid gegeeten wordt.
o m a i , die met het gezelfchap geland was, maakte
enige vart dezelve gereed voor hun middagmaal,
maar zij fmaakten niet lekker.
De eenigHe vogel, dien zij in de boomën zagen,
was een fraaie koekkoek, kaflanjebruin van
kleur met zwart gevlekt f welken zij fchooten-,*
inaar
( * ) De zilver - witte fourheforiia.
G. FORS TE R.
( f ) Ik vermoede dat de Heer anderson het
pidium pifcidhm P. 'Prodr. ^49, hier Veld’- körs Itföötttc,
daar een onkundige beiden deeze gedachten ligt ;kan ver»
Wisfelen, . - s c. eoxstsr.