
 
		ten  van  hibiscus,  de  faitamo,  meer  dan  een®  
 in  den  loop  van  onze  reis  genoemd  ,  en  enige  
 weinige  andere.  Ik  moet  ook  aanmerken  dat,  
 fchoon  ’er geene ftof voor grootfche  landfchappen  
 i s , ’er egter omtrent de bebouwde gronden en woo-  
 ningen enige  zijn,  die  ten  minften  fraaie  gezigten,  
 kunnen genoemd worden,  maar meer bijzonder bij  
 de fiatookas,  daar  fomtijds  de  konst en  foratijds de  
 natuur  veel  gedaan heeft om  het oog  te  behaagen. 
 Door de  ligging van  Tmgatahm  naar den  keer»  
 kring, is de  luchtftreek  veranderlijker dan in landen,  
 die verder binnen  die  linie  liggen,  fchoon  dit  mis-  
 fchien moest toegefchreven worden aan  den tijd: van  
 het jaar, vermits  het nu  de winter * zonneftand was.  
 D e   winden  waaien  grootendeels  uit  de  ftreeken  
 tusfchen  het  Zuiden  en  Oosten,  en,  als  zij  biet  
 fterk  zijn  ,  gaan  zij  gemeenlijk  van  fraai  weder  
 verzeld.  Als  zij  fterker waaien,  is het weder  dikwijls  
 bewolkt,  fchoon  niet betrokken  en dan heeft  
 men  meenigmaal  regen-buien.  Somtijds  loopt  
 de wind  naar  het  N.  O . ,  N.  N.  O.  o f   zelfs.  Ni  
 N.  W.  maar waait  nooit  lang  noch  fterk  uit  die  
 ftreeken,  fchoon  hij  gemeenlijk  van  zwaaren  regen  
 en  zoel  drukkend  weder  verzeld  is.  Ik  heb  
 reeds  gefprooken  van  de  fpoedige  opvolging  van,  
 gewasfen;  maar  ik  ben  niet  zeeker dat  de  veranderingen  
 van  weder  ,  door  welke  zij  wordt  te-  
 Weeggebragt,  aanmerklijk  genoeg  zij  om  bij  de  
 Inboorlingen gevoeld  te worden ,  in  hunne levenswijze, 
 wijze,  o f  liever  dat  zij  zeer  aandoénlijk  zijn  voor  
 de verfchillende  faizoenen.  Dit  kan  mogelijk  opg 
 em a ak t worden  uit  den  ftaat  van  hunne  gewasfen, 
   welker  loof  ’er  nooit  zoo  fterk  door  wordt  
 aangedaan,  dat  zij  het  al  tegelijk  laaten  vallen ^  
 want  elk  blad  wordt  door  een  ander  opgevolgd,  
 zoo  dra  het  v a lt ,  hetwelk  dat  voorkoomen  van  
 algemeene en aanhoudende lente veroorzaakt ?  welke  
 hier  gevonden  wordt.  ( * ) 
 Het  grondftuk  van het  eiland  heftaat,  zoo  verre  
 wij  zulks  weeten,  geheel  uit  eene  koraal-klip,  
 die  ook  de  eenigfte  föort van  rots  is,  die  zig  aan  
 de  kust vertoont.  Wij zagen  ook geen’  den  minften  
 fchijn  van  eenen  anderen  fteen,  behalven  enige  
 kleine  blaauwe  kei - fteentjens,  omtrent  de  fia-  
 tookas verfpreid liggende, en  den  gladden, vasten,  
 zwarten  fteen,  enigzints  naar defl  toets-fteen  gelijkende, 
   van  welken  de  inboorlingen  hunne  bijlen 
 ( * )   Paar .zijn  «gter  .ongetwijfeld  bier  ook bopinén,  dip  
 jaarlijks  alle  hunne bladeren  vepiezen '*  eer  de  nieuwe  knoppen  
 nog  open  gaan;  zoodanige  zijn  de  Myrobalanen  der  
 Zuid-zee  Eilanden  ( Spotidias  dukis  F. )   de  Katappe-hoornen  
 en  andere.  Qok  was  het  onderfcheid  tusfchen  b et  
 herfst - aanzien  der  bosfchen  van  Qtahiti  in  Augustus,  e;i  
 het  heerlijk  groen  ,  waarmede  deeze  zelfde  bosfchen  ia  
 April  en  Mey  gekleed waren,  treffende.  De  luehtflreek  van  
 3lje  de  Zuid-Zee • Eilanden  is  indedaad  zoo  aahgenaain  ep  
 zoo gezond,  dat hetniet nodig is het bekoorlijke van  dezelyg  
 <OYerd*ey$n  te  fchijderen. 
 G.  FOR S T E R ,