
 
		dagen  zouden  duuren,  dat  te  lang  was,  alzoo  dp  
 fthepen zoodanig lagen,  dat  ik niet naar zee  konde  
 als  ik  wilde.  Ik  verzeekerde  egter  den  Koning  
 dat,  zoo wij niet  zeilden,  ik  hem,  voorzeeker den  
 volgenden  dag  weder  zoude  koomen  bezoeken;  
 wij namen  dan  alle  affcheid  van  hem  en  vertrokken  
 naar  de  fchepen,  daar  wij  des  avonds  omtrent  
 agt  uuren  aankwamen. 
 Ik  heb  yergeeten  te zeggen  dat  om ai   bij  deeze  
 plechtigheid  van  den  tweeden  dag  tegenswoordig  
 was,  maar hij  was niet  bij  mij;  ik  iyist  zelfs  niet  
 dat  hij  ’er  was  voor  dat  zij  bijna  voorbij  was.  
 Hij  zeide  mij  naderhand  dat,  toen de  Koning  zag  
 dat  ik  uit  de  plantagie  was  geflopen,  hij  ven-  
 fcheiden van zijn vo lk ,  den  eenen  na  den  anderen %  
 gezonden  had  om  mij  te  verzoeken  weder  terug  
 te keeren.  Waarfehijnlijk  kwamen  deeze  bood-  
 fchappers niet  ter plaatfe  daar ik was,  want ik  zag  
 hen  niet.  Eindelijk  kreeg  het  Opperhoofd  naricht  
 dat  ik mij  ontbloot  had  overeenkpmftig  hunne  
 gewoonte,  en  toen  zeide  hij  om ai   dat  hij  
 ook  konde  blijven,  zoo  hij  zig naar  alle  de  nood-  
 zaaklijke  plechtigheden  wilde  fchikkep.  om ai   
 had  ’er  niets  tegens,  alzoo  men  hem  niets  anders  
 vergde  dan  zig  naar  de  gewoonte  van  zijn  éigen  
 land  te  voegen,  IVlen  gaf  hem  dan  eene  voeg-  
 lijke  kleeding  en  hij  verfcheen  op  de  plechtigheid  
 als  een  van  de  inboorlingen.  Het  is  waar-  
 fchijnlijk  dat  ©ene  van  de  redenen  waarom  wij 
 eerst 
 eerst uitgefloten  wjerden,  de vrees was  dat  wij on«  
 nipt  zoiiden  wijlen  onderwerpen  aan  de  vereisch-  
 tpn,  die  npdig  waren  om  ’er  bij  tegenswoordig  
 tp  zjjn. 
 Terwijl  ik  de Ncttche  te  Mooa  bijwoonde,  liet  
 ik  de  paerden,  den  ftier  en  de  koe,  en  de geiten  
 derwaarts  brengen,  denkende  dat  zij  aldaar  veiliger  
 zouden  zijn  onder het  opzigt  van  de Bevelheb-  
 beren  dan  op  eene  plaats,  die,  na  ons  vertrek,  
 al§  verhaten  zpude  zijn.  Behalven  de  bovenge-  
 noemde  dieren,  lipten  wij  onzen  vrienden  alhier-  
 pen  jong  beer-varken  en  drie  jonge  zeugen  van  
 pngelsch  ras.  Zij  verlangden  zeer  ftprk  naar de-  
 zelye,  ongetwijfeld  pordeejende  dat  zij  hun eigen  
 ras  grootlijks  zouden  verbeteren,  dat  wat  klein  
 i£.  f.EENQu  kreeg  ook  twee  konijnen  van  ons,  
 pen  rammelaar  en  eene  voedfter,  en  yoor wij  on-  
 ^er  zeil  gongen,  hadden  z ij,  naar  men  ons  zeide  
 ,  reeds  jongen  gekregen.  £00  het  vee  wel  
 ijaagt,  daar  ik  niet  aan  twijfel,  zal  het  eene  ge-  
 wigtige  aanwinst  voor  deeze  eilanden  z ijn ,  en,  
 alzoo  TongataboD  een  fraai  plat  land  is ,  zullen  
 er  de paerden  van  yeel  dienst  wezen. 
 Den  tienden,  ten  agt  uuren  ’smorgens,  ligce-  
 den  wij  het  anker  en  laveerden  ,  met  eene  vaste  
 koelte  pit  het  Z.  O.  door  het  kanaal,  tusfchen  
 de  kleine  eilandjens Makkakoa  genaamd ,  en  Mo-  
 nooafai  door,  naardien  het  veel  breeder  was  dan  
 bec  kanaal  tusfchen  het  Jaatstgemelde  eiland  en  
 £   5  Pan-.