
 
		$ 6   [April  7 . ]   R E I Z E   n a a r   den 
 yy 
 yy 
 yy 
 yy 
 yy 
 yy 
 yy 
 yy 
 yy 
 •y 
 yy 
 yy 
 yy 
 yy 
 yy 
 yy 
 yy 
 yy 
 yy 
 yy 
 yy 
 yy  
 yy  
 yy  
 yy  
 i  yy  
 .  yy 
 doen  denken  dat  zij  tot  zulk  eene  woestheid in  
 flaat  waren. 
 ,,  Op  deeze  wijze  wierden  wij  het  grootst  gedeelte  
 van  den  dag  opgehouden  ,  zijnde  dan  
 eens  bij  elkanderen,  en  dan  eens  van  een  ge-  
 fcheiden,  maar  altoos  onder  een  gedrang  van  
 volk,  dat,  niet  voldaan  met  ons  te  bekijken,  
 dikwijls  verzogt  dat  wij  ons  lijf  gedeeltelijk  
 ontblooten  zouden  ,  wanneer  het  gezigc  van  
 onze  blanke  huid  gemeenlijk  een  algemeen gemurmel  
 van  verwondering  veroorzaakte.  Zij  
 lieten  ook  de  gelegenheid  niet  ontflippen  van  
 onze  zakken  te  befleelen  ,  en  ,   ten  laatflen ,   
 ontrukte  een  van  hun  den  Heer  gore  eene  
 kleine  bajonet,  die  in  eene  fchede  aan  zijne  
 zijde  hong.  Dit  wierd  den  bevelhebber  geklaagd, 
   die  voorgaf  iemand  te  zullen  zenden  
 oip  haar  te  zoeken;  maar  volgens  alle  waar-  
 fchijnlijkheid  liet  hij  den  diefflal  oogluikende  
 toe;  want  kort  daarop  ontflal  men  omai  op  
 dezelfde  wijze'  eenen  ponjaard  van  zijne  zijde,  
 fchoon  hij  dien  niet  terflond  miste. 
 „   O f  zij  enige  tekenen  van  ongerustheid  aan  
 ons  befpeurden  dan  o f  zij  hunne  zinnebeelden  
 van  vriendfchap  vrijwillig  herhaalden,  toen wij  
 ons  verlangen  te  kennen  gaven  van  te  vertrekken  
 ,  kan  ik  niet  zeggen;  maar  zij  bragten  enige  
 groene  takken  aan,  flaken  de  einden  in den  
 grond  en  verzogten  dat  wij  dezelve  zouden  vast 
 hout 
 ,,  houden  daar  wij  zaten.  Toen  wij  de  zaak,  
 „   waarom  wij  gekoomen  waren,  op  nieuw  aan-  
 „   drongen,  gaven  zij  ons  te  verflaan  dat wij moes-  
 „   ten  blijven  en  met  hun  eeten,  en  eene  bigge,  
 „   die wij  kort  daarop  bij  den  oven,  dien  zij  ge-  
 „   maakt  en geflookt hadden,  zagen  leggen,  ftilde  
 ,,  de  vrees  van  o m a i   van  ’er  zelf  in  geflopt  te  
 ,,  zullen worden,  en  deed  ons denken,  dat dezel-  
 „   ve  bereid  wierd  om  ons  te  onthaalen.  Het  
 „   Opperhoofd  beloofde  ook  dat  hij  enig  volk  
 ,,  zoude  zenden  om  voeder  yoor  het  vee  te  bei  
 „   zorgen,  maar  het  was  niet  voor  vrij  laat  in  den  
 „   agtermiddag  dat  wij  hen  zagen  terug  koomen  
 „   met  enige  weinige  plataan* boomen  ,  die  zij  
 „   naar  onze  floepen  droegen. 
 „   Ondertusfchen  ondernamen  de Heer burney  
 „   en  ik  naar  het  flrand  te  'gaan,  maarv  toen  wij  
 „   daar  kwamen,  vonden  wij  ons  bewaakt  door  
 „   het  volk,  dat,  naar  allen  fchijn,  tot  dit  einde  
 ,,  aldaar  geplaatst  was.  Want  toen  ik  beproefde  
 „   naar  het  rif te  waaden,  vattede  een  hunner mij  
 „   bij mijne  klederen  en  trok  mij  terug.  Ik  raap-  
 „   te  enige  flukjens  koraal  op,  die  zij  mij weder  
 P  wilden  doen  nederwerpen,  en,  toen  ik  dit wei-  
 „   gerde,  maakten  zij  geene  zwaarigheid  om  mij  
 „   dezelve  met geweld  afteneemen.  Ik  had  enige  
 „   kleine  planten  verzameld;  maar  deeze mogt  ik  
 „   ook niet  behouden,  en  den Heer b u r n e  v  na-  
 „   men  zij  eenen  waaier  a f,  dien  hij  tót gefchenk 
 C   3 ont