o f veertien vrouwen van den eerflen rang', langzaam
paar aan paar voortgaande, en elk paar een
fmal Huk wit doek, omtrent twee of drie ellen
lang, tusfchen beiden uitgefpreid draagende ; zij
traden naar den Prins, hurkten voor hem neder,
en, enige van de Hukken doek, welke zij mede-
gebragt hadden, om zijn lighaam gewonden hebbende
, Honden zij op, en vertrokken in dezelfde
orde tot op enigen affland aan zijne flinker zijde,
daar zij zig nederzetceden. Weldra verfcheeri
pouLAHO z e lf, voorgegaan door vier mannen*
die twee aan twee naast malkanderen gongen, en
aan zijns zoonsflinkerhand, omtrent twintigfchre-
den van hem af, gongen zitten. Daarop verliet
de jonge Prins zijne eerfle plaats, en gong met
zijn gevolg onder het dak zitten, en een groot
aantal andere zetteden zig neder op het gras
voor zijn koningiijk gehemelte. De Prins zelf
zat met zijn aangezigt naar het volk en zijnen
rug naar d z mor ai. Dit gefehied zijnde, Honden
’er drie benden, elke van tien o f twaalf mannen
, op uit de groöte fchaare, een weinig naelkan-
deren, en liepen haafliglijk naar de overzijde van
het open v a k , daar zij enige feconden gongen
zitten, waarna zij op dezelfde wijze naar hunne
voorige plaatfen terug kèerden. Op hen volgden
twee mannen, elk vah welke eenen kleinen groenen
tak in zijne hand hield, die opHonden, den
Prins naderden , terwijl zij naderden drie reizen,
enige feconden gongen zitten , en zig toen omkeerden
en op dezelfde wijze weder vertrokken, hunne
takken , terwijl zij zaten, naar malkanderen
buigende. In eenen korten tijd wierd deeze plechtigheid
nog door twee andere herhaald.
Nu begön de grooce optogt, dien ik van de andere
morai had zien afgaan , intekoomen. Als
ik mogt oordeelen over den omweg, dien zij
genoomen hadden, naar den tijd van hunne afwezigheid
, moet dezelve vrij groot geweest zijn.
Toen zij het open vak in kwamen, traden zij ter
regter hand van het dak , en, zig op het gras ne-
dergebogen hebbende , legden zij hunne Haken
neder en keerden zig met het aangezigt naar den
Prins. Toen Honden zij op, gongen in dezelfde
orde henen, hunne handen te zaamenleggende, en
die voor zig houdende, met het allerernfligst gelaat,
en zetteden zig langs de voorfle zijde van
het open vak neder. Terwijl deeze talrijke bende
inkwam en haare flaaken nederlag , fpraken
drie mannen, die onder het dak bij den Prins zaten,
aanhoudend afzonderlijke fpreuken op eenen
droevigen toon. Hierop volgde ’er voor enigen
tijd een diep flilzwijgen, en toen'begon een man,
die voor aan in het vak zat, eene redenvoering,
o f een gebed,- geduurende welke hij verfcheiden
maaien henen gong en eene van de Haaken brak,
die door de mannen, die in optogt gongen, binr
nen gebragt waren. Toen hij uitgefprooken had ,
R 5 fcheid