3$* [July l ? 7 7 ’ l R E I Z E na a r e n 2.
uuren hoog water. Het getij gaat op die dagen
vier voeten en negen duimen op én neder en drie
voeten en zes duimen bij kwartier maanen. In
de kanaalen tusfchen de eilanden , die in deeze
haven liggen, vloeit het bij het getij en half getij,
dat is de vloed blijft omtrent drie uuren in
loopen na dat het bij den wal hoog water is, en
de eb blijft afloopen/ na dat bij derl wal de vloed
reeds gaat. Het is alleen in deeze kanaalen en
op enige weinige andere plaatferi digt bij de kusten
dat de loop vari het water o f getij merkbaar
is , zoo dat ik Hechts raaden kan van welken kant
de vloed koomt. Op de reede van AnndmooJza
loopt hij W. Z. W. en de eb naar de tegens--
övergeftelde ftreek , maar hij valt in de haven
van Tongataboo uit het N. W ., loopt door de
twee enge kanaalen, ter wederzijde van Hoolaiva,
daar hij met eene groote fnelheid gaat, en loopt
dood in het meir. De eb keert langs denzelfden
■ weg terug, en loopt met wat grootere kracht.
Het Noord-Wester-getij wordt, aan den ingang
van het meir , ontmoet door een uit het Oosten,
maar dit wierd, gelijk ik reeds aangemerkt heb,
zeer gering bevonden.