
 
		Jen  maaken.  Maar  deeze  zullen  waarfchijnlijk  
 van andere  eilanden  in  de nabuurfchap  zijn  aange-  
 bragt.  Want  wij'  kogten op een  van  dezelve  eenen  
 fchilferachdgen ijzerkleurigen  fteen,  dien  wij  hier  
 nooit  gezien  hebben.  Schoon  de  koraal  op  vee-  
 le  plaatfen  boven  de  oppervlakte  uidleekc,  is  de  
 aarde,  oyer  het  algemeen,  van  eene  aanmerklij-  
 ke  diepte.  Op  alle  bebouwde  plaatfen  is  zij  gemeenlijk  
 los  en  zwart  van  k leur,  en,  naar  het  
 fchijnt,  graotendeels voortgebragt  door  de  verrotte  
 gewa&fen,  die  hier  geplant  zijn;  onder  dezelve  
 ligt  zeer  waarfchijnlijk  eene  kleiachtige  laag,  
 want men  ziet dikwijls  zoo  op  de  laage  als  hpoge  
 gronden  eene  diergelijke  zelfftandigheid  ,  maar  
 bijzonderlijk  op  verfcheiden  plaatfen  naar  den  
 zee-kant,  daar  de  kust  maar  enigzints  hoog  is ;  
 als Zij  gebrooken  wordt,  vertoont  zij zig  fomtijds  
 van  eene  roodachtige  ,  fphoon  meermaalen  van  
 eene  bruinachtige  geele  kleur  en  van  eene  vrij  
 taaie  zelfftandigheid.  (*_)  Daar  de  kust  laag  is ,  
 Is  de  grond  gemeenlijk  zandig,  o f  befhac  eerder  
 uit  fijn  gebrooken koraal,  waarin egter  zeer weelderig 
 C*)  Ik  herinner  mij  niet  geduurende  mijn  verblijf  van  
 drie  dagen  op  Jongataboo  iets  kleiachtigs  gezien  te  hebr  
 ben,  en  twijfel nog zeer of hetgeen  hier  zoo  genaamd wordt  
 wel  klei z ij; de oorfprong  van  eene  klei-laag  op  een  eiland,,  
 dat alleen  eene  koraal - klip  tot  grondflag  heeft,  is  ten mia-  
 fien  ten  uiterften  raadzelachtig, 
 derig  ftruiken  groeijen,  en  die  fomtijds  niet zonder  
 vrugc  door  de  inboorlingen  beplant  worden. 
 Van  de  tuin - vrugten  zijn  de  voornaamfte  de  
 plataanen  ,  van  welke  zij  vijftien  verfchiilende  
 foorten  o f  verfcheidenheden  bezitten,  brood-  
 vrugc  ,  twee  foorten  van  vrugten,  die  op  Ota-  
 hiti  gevonden  worden,  en  aldaar onder  dén naam  
 van jambu  en  evee  bekend  zijn;  de  laatfte  is  eene  
 foorc  van  pruim,  (*_)  en  veéle  pompelmoezen,  
 die  ’er. egter  zoo  dikwijls  in  het  wild  als  geplant  
 voorkoomen.  ( t } 
 De  wortelen  beftaan  in  yams  ,  van  welke  ’er  
 twee  foorten  zijn,  de  eene  zwart,  en  zoo  groot,  
 dat  zij  dikwijls  twintig  o f  dertig  ponden  weegt,  
 de  andere wit  en'lang,  Zelden  een  pond  weegen-  
 de,  een  groote  wortel  kappe  genaamd,  een  onze  
 witte  aardappelen niet  angelijk,  mawhaha  genaamd, 
 (*  )   Op  Otahiti  is zeekerlijk  de  vrugt,  die  in  enige ftree-  
 ken  van  Indie  Jambu genaamd wordt,  namelijk  de  Eugenia  
 Walaccenfis  u n n ,  maar  zij  heet  aldaar heya,  en  de  naam,  
 in  den  text  aangehaald,  is  daar  zeekerlijk  onbekend.  Zie  
 mijne  Qomment.  de  plant,  escul.  p.  36.  De  andere  vrugt  
 evee  ( dat  e  wi  wordt  uitgelprooken}   is  onze  Spondias  
 dulcis.  Zie  ald.  p.  33. 
 G.  FOR S T  ER. 
 C t )   Cftrus decum,ana  l i n k .  Zie  ald.  p.  35« 
 G.  FORST  ER.