dere gevonden worden, en als veel grooter dan
Tongataboo, aan welkers beheerfching het, gelijk
ons gezegd wierd, niet onderworpen is, gelijk
de andere eilanden van deezen archipel zijn»
Integendeel doen Feejee en Tongataboo elkande-
ren dikwijls den oorlog aan; en het fcheen uit
verfcheiden omftandigheden dat de inwooners van
het laatst eiland zeer bevreesd voor deezen vijand
zijn. Zij waren gewoon hun gevoel van hunne
minderheid ten opzigte van het volk van Feejee,
^uittedrukken door het lijf voorover te brengen,
en hun aangezigt met hunne handen te bedekken,.
En geen wonder dat zij bevreesd voor hun zijn;,
want die van Feejee zijn gedugt door de behendigheid
, waarmede zij hunne boogen en flin-
gers gebruiken , maar nog meer wegens hunne
woefte gewoonte van, gelijk de Nieuw• Zeelan-
der Si, hunne vijanden, die zij in den ftrijd doo-
den, op te eeten. Wij waren overtuigd dat wij
hier omtrent niet verkeerd onderrigt wierden;want
wij ontmoeteden verfcheiden Feejeeërs op Tonga-,
ta-
Carolina-Eilanden hunne voornaamften aanduïden. Behal-
ven de reeds aangevoerde plaatfen is deeze beflisfende :
VAutorité du gouvernement fe partage entre plujîeurs fa*
milles nobles, dont les Chefs s'appellent Tamoles» Il y a
outre cela dans chaque province un principal Tamole, auquel
tous les autres font fournis. Lettres édifiantes T,
X V , p . S**.
tabod, die, toen wij ’er naar vroegen, zulks niet
ontkenden.
Terwijl ik nu hier wederom van menfchen-
eeters moet fpreeken, zal ik hen, die beweeren
dat het gebrek aan voedzel den mensch het eerst
tot het eeten van menfchen-vleesch brengt, vraA-
gen. Wat noopt de Feejeeërs deeze gewoonte
aantehouden in het midden van den overvloed?
Zij wordt door die van Tongataboo ten höogften
verfoeid , die de vriendfchap van hunne woefte
nabuuren van Feejee waarfchijnlijk Hechts urt
vrees zoeken, fchoon zij het fomtijds waagen met
hun op hunnen eigen grond te fchermuifelen en
roode vederen tot buit wegvoeren, die ’er in
grooten overvloed , en , gelijk dikwijls gezegd
is , bij de Vrienden - Eilanders in groote achting
zijn. Als de twee eilanden in vrede met malkari-
deren zijn, fchijnt de gemeenfchap tusfchen dezelve
vrij levendig te wezen , fchoon zij ongetwijfeld
elkanderen nog maar korten tijd zijn bekend
geweest, want anders zouden Tongataboo en
de nabuurige eilanden wel eerder van een ras honden
zijn voorzien geweest, die te Feejee in overvloed
zijn, en die ’er in het jaar 1773, toen ik het de
eerfte reis bezogt, nog niet op Tongataboo waren.
De inboorlingen van Feejee, die wij hiet
ontmoeteden, waren eene voile tint donkerer vafr
kleur dan de bewooners van de Vrienden •E i landen
in het algemeen. Een van hun had zijd
V 4 fltnm
1
€ 1