
 
		tegenswoordig  en  zij  noemden  hem  alle Areekee,  
 dat  Koning  betekent.  Ik  had  niemand  van  hun  
 deezen  tijtel  aan  feenou  hooren  geeven,  hoe  
 uitgeftrekt  ook  zijn  gezag  over  hun,  zoo  hier  als  
 op Annamooka,  had  gefchenen,  dat mij doorgaans  
 had  doen  vermoeden  dat  hij  de  Koning  niqt  was,  
 fchoon  zijn  vriend  t a i p a   zig  moeite  gegeeven  
 had  om  mij  te  doen  gelooven  dat  hij  het  was.  
 latoo l iboula  bleef  onder  den  fpiegel  tot  
 het  avond  was,  wanneer  hij  in  zijne  kano  naar  
 een  van  de  eilanden  voer.  feenou  was  op  
 dienzelfden  tijd  aan  boord  van mijn  fchip;  doch  
 geen  van  deeze  groote  mannen  floeg  het  minftet  
 acht  op  den  anderen. 
 Den  volgenden  dag  viel  ’er  niets  merkwaer-  
 digs  voor  dan  daE  enige  van  de  inboorlingen  
 een  ftuk  geteerd  zeildoek  en  andere  kleinigheden  
 van  het  verdek  dalen.  Zij  wierden  ras  vermist  
 en  de  dieven  vervolgd,  maar  een  weinig  te  
 laat.  Ik  vervoegde  mij  dan  tot  f e e n o u ,  die,  
 zoo  hij  al  geen  Koning  was,  ten  minden  hier  
 met  het  haogfte  gezag  bekleed  was,  en  verzoge  
 hem  daarvan  gebruik  te  maaken,  om  mij  mijne  
 dingen  terug  te  bezorgen.  Hij  verwees  mij  naar  
 £ a r  ou  p a ,  die  mij  van  tijd  tot  tijd  uitftelde,  
 tot  dat  ’er  eindelijk  niets  van  kwam. 
 In  den  morgen  van  den  drie  en  rwintigften,  
 zoo  als  wij  de  touwen  zouden  los  maaken  om  
 het  eiland  te  verjaaten,  kwamen  f e e n o u   en 
 zijn 
 zijn  eerde  minister  taipa  aan  het  fchip  in  eene  
 Zeilende  kano  en  berichtten  mij  dat  zij  naar  
 Pavaoo  vertrokken  ,  een  eiland  ,  hetwelk  zij  
 zeiden  dat  Hechts  twee  dagen  zeilens  ten  Noorden  
 van  Hapaee  ligt.  Zij  wilden  mij  doen  ge-  
 looven  dat  het  oogmerk  van  hunne  reis  ware  
 om  nog  meer  varkens  voor  mij  te  gaan  haaien  
 en  enige  mutfen  van  roode  vederen  voor  o m  a i ,   
 om  die  naar  Otahiti  mede  te  neemen,  daar  zij  
 in  hooge  achting  zijn.  f e e n o u   verzeekerde  
 mij  dat  hij  binnen  vier  o f  vijf  dagen  terug  zoude  
 zijn*  en  verzogt  mij  niet  te  vertrekken,  tot  
 hij  zoude  wederom  gekoomen  zijn,  wanneer  hij  
 mij  beloofde  mij  naar  Tongataboo  te  zullen  verzeilen. 
   Dit  kwam  mij  voor  eene  goede  gelegenheid  
 te  zijn  om  enige  kennis  van  Vavaoe  
 te  beköomen  en  ik  Hielde  hem  voor  mes  de  fche-  
 pen  derwaarts  te  ze ilen;  maar  hij  feheen  dit  
 ontwerp  niet  goed  te  keuren  en  zeide  mij,  om  
 ’er  mij  van  af  te  trekken,  dat  ’er  noch  haven  
 noch  anker-plaats  was.  Ik  bleef  dan  zijne  wederkomst  
 op  de  plaats  daar  ik  nu  lag  afwagten  
 en  hij  vertrok  onmiddelijk. 
 Den  volgenden  dag  wierd  onze  aandacht  enigen, 
   tijd  bezig  gehouden  met  een  gerucht,  dat  
 door  enige  inboorlingen  met  opzet  verfpreid  
 wierd  ,  dat  ’er  een  fchip  gelijk  het  ons  te  An-  
 namooka  gekoomen  was,  zedert  wij  dat  eiland  
 verlaaten  hadden  en  thans  aldaar  ten  anker  lag. 
 De