
andere gevoederd wierden, en , toen wij naar de
reden vroegen, zeiden zij taboe mattee. Verder
onderzoek doende , bevonden wij dat eene van
haar, twee maanden te vooren, het lijk van eenen
bevelhebber gewasfchen had, en dat zij om die
reden in vijf maanden geen voedzel mogt behandelen.
De andere had hetzelfde werk verrigt aan
het lijk van eenen anderen van minderen rang en
lag nu onder hetzelfde verbod , maar niet voor
zulk eeji’ langen tijd. Op eene andere plaats daar
digt bij zagen wij nog eene vrouw, die gevoederd
wrerd, en wij vernamen dat zij geholpen had
aan het wasfchen van het lijk van den bovenge*'
melden bevelhebber.
Des anderen daags ’s morgens vroeg kwam de
Koning aan boord , om mij te nodigen op een
feest, dat hij voorneemens was dienzelfden dag
te geeven. Hij was alreeds onder barbiers handen
geweest; zijn hair was met roodèn verw be-
fmeerd, om het rood te maaken, daar het natuurlijk
van eene donker bruine kleur was. Na het
ontbijc verzelde ik hem naar ftrand, en wij vonden
zijn volk op twee plaatfen voor ons open vak
zeer druk bezig met vier zeer lange ftaaken regt
op in het vierkant omtrent twee voeten van mai-
kanderen opterigten. De ruimte tusfchen de flanken
wierd naderhand met yams opgevuld, en naar
maate zij voortgingen met haar op te vullen, maakten
zij ’er dwarsch- houten aan vast van flaak tot
flaak..
flaak, op den affland van elke vier voeten, om te
verhoeden dat de ftaaken van malkanderen weeken
door de zwaarte van de yams, die’er tusfchen gelispeld
wierden en ook om daar langs op te klimmen.
Toen de yams den top van de eerde ftaaken
bereikt hadden, maakten zij ’er andere aan
vast, en gongen zoo voort tot dat elke yams - toren
dertig voeten o f meer hoog was. Op den top
van den eenen plaatflen zij twee gebraaden varkens
, en op den top van den anderen een leevend,
en een ander bonden zij aan de pooten ter halver
wege vast. Het was aardig te zien met welk eene
gemaklijkheid en vaerdigheid deeze twee hoopen
opgerigt wierden. Zoo onze matroozen bevel
hadden gekregen om zulk een werk te verrigten,
zij zouden gezworen hebben dat het zonder timmerlieden
niet gefchieden konde, en de timmerlieden
zouden een dozijn verfchillende foorten van
gereedfchap nodig gehad, en ten minflen honderd
ponden fpijkers verbruikt hebben , en dan nog
zouden zij ’er zoo veele dagen aan gewerkt hebben
als dit volk uuren. Maar de zeelieden zijn,
gelijk de meefte andere tweeflachtige dieren, de
hulplooste wezens op het land. Na dat zij deeze
twee torens voleindigd hadden, maakten zij ver-
fcheiden andere hoopen van yams en broodvrugt
ter weder zijde van het vak, waarbij eene fchild-
pad en eene groote menigte uitmuntenden visch gevoegd
wierden. Dit alles, met eenflukdoek, eene
O 2 mat,