
 
		sf»  maar  hij  ontkende  dat  hij  dien  gefloolen  had,  
 ?>  Tchoon  hij  op  de  daad  betrapt was.  Zij  brag-  
 >*  ons  aan  boord  van  onze  floepen  niet  de  
 3)  kokos -nooten,  plataanen  en  andere  levensmid-'  
 ,,  delen,  welke  zij  medegebragt  hadden,  en  wij  
 3,  roeiden  naar  de  fchepen,  zeer  blijde  dat  wij  
 ,,  eindelijk  uit  de  handen  van  onze  lastige  mee-  
 3,  flers  geraakt waren. 
 „   Het  fpeet  ons  zeer  dat  de  gedwongen  toe-  
 3,  Hand,  waarin  men  ons  hield,  ons  zoo  weinig  
 j»  gelegenheid  gaf om  waarneemingen  op  het land  
 3,  te  doen;  want  wij  waren,  den  geheelen  dag,  
 „   zelden  driehonderd  voeten  van  de  plaats  daar  
 j»  WU?  bij  het  landen,  tot de  opperhoofden  inge-  
 3,  leid  waren  ,  en  bijgevolg  ook  bepaald  tot  de  
 voorwerpen  daar  omftreeks.  Het eerfte  dat  zig  
 3,  aanmerkenswaerdig  aan  ons  vertoonde  was  het  
 3,  groot  aantal  volks,  dat  ten  minften  twee  dui-  
 „   zend  moet  geweest  zijn;  want  dat,  hetwelk  
 33  ons  aan  wal  verwellekoomde,  kwam  in  geene  
 j9  vergelijking  met  de  menigte,  die wij  onder  de  
 3,  boomen  vonden,  toen  wij  een  weinig  verder  
 3,  het  land  in  gongen. 
 „   Wij  konden  ook  befpeuren  dat ,  op  enige  
 33  weinige  na  ,  d ie ,  welke  wij  tot  hier  toe  aan  
 3,  boord gezien  hadden,  van  de  laagere  klasfe wa-  
 3,  ren;  want  een  groot  aantal  van  die,  welke wij  
 3,  nu ontmoeteden,  had  meer waerdigheid  in  hun  
 33  voorkoomen  en  was  van  eene  veel  blanker 
 „   tint. 
 4‘ï 
 „   tint.  Zij  hadden,  over  het.  algemeen  ,  het  
 „   hair  op  de  kruin  van  het  hoofd  te  zaamen  ge-  
 ,,  bonden  ,  lan g ,  zwart  en  zeer  dik  gegroeid.  
 ,,  Veele  van  de  jonge  lieden  waren  volmaakt  van  
 „   leest,  zoo  teder  van  geflel  als de  vrouwen,  en,  
 „   naar  allen  fchijn,  van  eenen  beminnelijken  im-  
 „   borst.  Andere, meer in jaaren gevorderd,  waren  
 „   zwaarlijvig,  en  alle  waren  zij  zeer glad  van  vel.  
 „   Hunne  kledij  beflond  over  het  algemeen  in  een  
 ,,  fluk  doek  o f eene mat,  om  den  middel  gewon-  
 „   den  ,  en  de  deelen  bedekkende,  welke*  de  
 „   fchaamte  verborgen  houdt;  maar  enige  droe-  
 „   gen  Hukken  matten  ,  zeer  aardig  met  wit  en  
 „   zwart  gevlakt,  en  tot  eene  foort  van  wambuis  
 „   zonder mouwen  gemaakt;  andere  droegen  hoo-  
 „   ge  puntige  mutfen  van  de  vezelen  van  kokos-  
 „   nooten,  netjens  doorregen  met kleine  koraalen  
 „   van  eene  fchelpagtige  zelfflandigheid..  Hunne  
 3 ,  ooren  waren  doorboord,  en  daar  hongen  ftuk-  
 „   jens  van  het  vezelachtig  gedeelte  van  planten  
 „   in,  o f  ’er  was  eene  welriekende  bloem  inge-  
 „   flooken,  die  eene  foort  van  gardenia  fcheen  
 ,,  te  zijn.  Sommige,  die  van  eene  hooge  klasfe  
 „   waren,  gelijk  ook  de  opperhoofden,  hadden  
 „   twee  kleine  balletjens,  die  aan  een  zelfde  voet-  
 „   fluk  vast waren,  van  het  been  van  een  o f ander  
 „  ^dier  gemaakt ,  aan  eene  groote  menigte  fijne  
 „   fnoeren  koord  aan  den  hals  hangen,  en  toen  de  
 33  plechtigheid  van  onze  inleiding  tot  de  bevel- 
 C  5  „   heb