
 
		om  visch,  naarde  andere  om  yami,  ëri  zoo  voort  
 op andere plaatfen,  en  alle  zijne  bevelen  wierden  
 met  dë grootfte gereedheid  gehoorzaamd als  o f hij  
 Volkoomen  meeftervän  ’s volks  eigendom  geweest  
 Ware.  Aan  de punt  koomende,  zeiden  de  inboorlingen  
 iets  omtrent  eenen *  op  Welken  ons  volk  
 gefchoten  had,  ëh,  toen  wij  ons verlangen  toon*  
 den om  hem  te zien,  bfagten  zij  ons  in  een  huis *  
 daar wij  eenen  man  vónden,  die  door  den  fchoU-  
 dër gefchoten  was*  Fchoön niet gevaarlijk*  alzoo  
 de  kogel  een  weinig  boven  het  inwendig  gedeelte  
 van  het  fleutelbeen  in*  en  fchuinsch  van  agteren  
 weder uitgegaan was. Wij waren uit den Haat van de  
 wond  zeeker  dat  hij  de  man  was,  op welken  drie  
 dagen  te  vöoren  door  eene  van  de  fehildwagten  
 gefchoten  was *  fchoon  ’er  ilellige  bevelen  gegee-  
 ven  waren  dat  geen  hunner  zijn  geweer anders dan  
 met hagel  zoude  laaden.  Wij  gaven  zijnen  vrienden  
 enige  onderrigtingen  hoe  zij  met  de  wond  
 handelen  moeiten,  waarop  geert  verband  gelegd  
 was,  en  zij  fcheenen  verblijd,  toen  wij  hun  zei*  
 den  dat  zij  binnen  zekeren  tijd  geneezen  zoude.  
 Maar  toen  wij henen  gongen  verzogten  zij  ons  den  
 gekwetften  enige  yams  en  andere  levensmiddelen  
 te willen  zenden,  en  wel  op  zulk  eene  wijze  dat  
 wij  ’er  uit  opmaakten  dat  zij  begreepen  dat  het  
 onze plicht  was  hem  te  onderhouden  tot  hij  beter  
 zijn  zoude. 
 In  den  avond  voeren  wij  de  baai  over naaf  on* 
 z ij 
 êe  fchepen  in  eene  kano,  die  f u f t a f a ih e   
 zig ,  volgens  zijn  recht,  verfchaft  had  door  de  
 eerfte,  die  voorbij  voer,  te  presfen.  Hij  had  ook  
 op  deeze  plaats  een  groot  varken  bekoomen ^  
 en  had  eenen  bediende  van  zijn  huis  mede  ge*  
 bragt  met  een  bondel  doek  *  dat  hij  wilde  dat  
 w ij,  als  een  gefchenk  van  hem  ,  zouden  mede  
 neemen.  Doch  de  boot  klein  zijnde,  hadden wij  
 daar  iets  tegens;  en  dus  beval  hij  dat het  ons  des  
 anderen  daags  zoude  gebragt worden. ” . 
 Ik  had  mijn  verblijf  aan  dit  eiland  verlengd  om  
 de  aannaderende  zonne - verduiftering;  doch  den  
 tweeden  July, den micrometer,  het Lengte-Comp-  
 toir  toebehöorende,  naziende,  vond  ik het  draadwerk  
 gebrooken  en  het' werktuig  nutloos  tot  het  
 herfteld  zoude  zijn,  waartoe geen  tijd was,  voor  
 het  gebruikt moest  worden.  Ons  nu  tot ons  vertrek  
 gereed  maakende,  liet  ik  deezen  dag  al  het  
 v e e ,  het  gevogelte  en  andere  dieren  aan  boord  
 haaien,  behalven  die,  welke  beflemd  waren  om  
 te  blijven.  Ik  was  voorneemens  geweest  een paar  
 kalkoenen  agter  te  laaten;  doch  ik  had  ’er  thans  
 nog maar  twee  haanen  en  twee  hennen  van  overig, 
   en  eene  van  de  hennen  wierd  door  de  onkunde  
 van  een  van  mijn  volk  gewurgd,  zoo  dat  
 zij  het beftierf.  Ik  had  drie  hennen  van  kalkoenen  
 naar  deeze  eilanden  gebragt.  De  eene  geraakte  
 aldus  om  hals  en  de  andere  wierd  door  
 eene onnutte  hond,  eenen  van  de  officieren  toebe