
 
		Aan  den  voet  van  den  rijzenden  grond  was  een  
 groot  vak  o f  gras-perk,  met  verfchillende  hoornen  
 ’er  op  geplant,  waaronder  verfcheiden  van  
 die,  welke  etoa  genoemd  worden,  en  die  zeer  
 groot  waren.  Deeze  deeden,  alzoo  zij  naar  
 den  cypresfenboom  gelijken,  eene  fraaie  uitwerking  
 op  zulk  eene  plaats.  Daar was  ook  eene  
 rei  van  laage  palmboomen  digt  bij  een  van  de  
 huizen  en  agter  hetzelve  eene  greb,  waarin  een  
 groot  aantal'  oude  korven  lagen.  De  tekening  
 van  den  Heer  w e b b e r   van  deeze  fiatooka  
 zal  het  gebrekkige  van  mijne  befchrijving  vergoeden. 
 Na  den  maaltijd,  o f  liever  na  dat wij  ons  ver-  
 verseht  hadden  met enig  eeten,  dat  wij mede  van  
 boord  gebragt  hadden,  deeden  wij  eene  wandeling  
 in  het  land,  eenen  vrij  grooten  omweg  nee-  
 mende,  verzeld  van  eenen  van  ’sKonings  Staatsdienaars. 
   Onze  trein  was  niet  groot,  alzoo  hi]  
 niet  wilde  toelaaten  dat  het  gemeen  ons  volgde.  
 Hij  noodzaakte  ook  alle  degeene,  die  wij  op  onzen  
 weg  ontmoeteden,  nedertezitten  tot  wij  voorbij  
 gegaan  waren,  dat eene  betooning  van  eerbied  
 as,  alleenlijk  aan  hunne  yorften  verfchuldigd.  
 Wij  vonden  verre  het  grootst  gedeelte  van  het  
 land  bebouwd,  en  met  verfchillende  foorten van  
 voortbrengzelen  beplant  en  de meefte -deezer  plan»  
 tagieën  waren  omtuind.  Sommige  öukken  land,  
 daar  voorheen  plantagieën  geweest waren,  brag-  
 ;  .  ,  ten