
 
		andere  redenen  *  de  nakoomlingfchap  genoeg  
 2al  doen  zien  dat  onze  togten  niet  nutlooè  geweest  
 zijn  voor  het  algemeen  belang  van  het  
 lnenschdom;  Behalveh  de  planten,  die  Ook  op  
 de  andere  nabüurige  eilanden  groeien %  vónden  
 1vij  op  deeze  hoogte  eene  foort  van  iïcrofticum  
 o f  Plak-varen  ^  eene  tk'elaflónict  en  een  varen5,  
 boom *  met  énige  andere  varens  en  planten*  die  
 meet  naar  benéden  niet  gemeen  zijn; 
 Onze  gidfen  berichteden  ons  dat  alle  o f  de  
 meefte landen  op  dat eiland  den  hooged  bevelheb-  
 beren  van  Tongataboo  toebehoordén  en  dat  de  in*  
 wöoners  flechts  leenmannen  van  hun waren.  En  
 dit fcheen  ook  het  geval  te  zijn  op  alle  de  nabuu-  
 rige  eilanden *  uitgezonderd  op Anndmooka,  daar  
 enige  Opperhoofden  waren,  die  met  eene  zeeke-  
 re  foort  van  onafhanglijkheid  fcheenen  te  handelen. 
   o m  ai   was  zulk  een  groot  gunfteling  van  
 FEENOüj  en  van  dit  volk  in  het  algemeen  *  dat  
 men  hem  aanbood  hem  Opperhoofd  op  dit  eiland  
 temaaken*  zoo  hij  ’er  blijven  wilde,  en  ik  weet  
 niet  o f  hij  ’er  niet  gaerne  gebleven  hadde*  zoo  
 ik  ’er  mijne  goedkeuring aan  hadde  gegeeven.  Ik  
 beken  dat  ik  het  afkeurde  ;  rtiaar  niet  omdat  ik  
 dagt  dat o m a i  het op  zijn  geboorte - eiland  beter  
 zoude  hebben. 
 Bij  onze  terugkomst  van mijne  wandeling  döor  
 het land  verhaalde men  ons dat  eene  bende  van de  
 inboorlingen *  in  den  kring  daar  ons  volk  handel 
 dreef4 
 dreef j  eenen  van  hunne  eigen  landslieden  met  
 eene  knóds  eenen  flag  gegeeven  had  ,  waardoor  
 hij  zijn  bekkeneel  had  bloot  gelegd,  o f,  gelijk  
 andere  zeiden,  had  ingeflaagen  ,  terwijl  hij  met  
 dehzelfden  flag  zijne  dije  had  gebrooken,  wanneer  
 ons  volk  tüsfchen  beiden  kwam.  Hij  gaf  geene  
 tekénèn  van  leven  ,  toén  hij  naar  een  nabuurig  
 huis  gebragt  wierd,  maar  bekwam  daarna  een  
 weinig.  Toen  ik  de  reden  van  deeze  harde  behandeling  
 vroeg,  zeide  men  mij  dat  hij  in  eene  
 onbetaamelijke  houding met  eene  vrouw,  die  ta-  
 boo  was,  Ontdekt  was  géwordén.  Wij  verftonden  
 egter  dat  zij  niét  anders  taboo  was  dan  omdat  zij  
 èenen  anderen  man  toebehoorde,  wat  hooger  in  
 rang  dan  haar  minnaar;  Door  deéze  omftandig-  
 heid  hadden  wij  gelegenheid  om  té  zien  hóe  dit  
 Volk  zulke  ontrouw  ftrafc.  Maar  de  zondaares  
 kreeg  verre  het  minde  deel  van  de  draf voor  hun  
 wangedrag,  want  zij  zeiden  ons  dat  zij Hechts  een  
 Weinig  flagen  zoude  krijgen. 
 Den  volgenden  morgen  plantte  ik  eenè ananas,  
 en  zaaide  meloen - zaadên  en  andere  gewasfen  in  
 de plantage  van het Opperhoofd.  Ik  had  iridedaad  
 énige  reden  om  mij  te  vleien  dat mijne  poogingefi  
 van  dien  aart niet  vrügtloos  zouden  zijn,  want  héden  
 kreeg  ik  een  fchótel  knollen  öp  tafel,  van  
 het  zaad  gegroeid,  dat  ik  hier  op  mijne  laatfte  
 reis  gelaaten  had. 
 Ik  had  den  vijftienden  bepaald  öm  onder  zeil  
 IX.  D e e l .  T   te