
 
		maar  op  het  ftrand  waren  enige  eiër-vogelen,  
 eene kleine  foort van wulp ,  blaauwe  en Witte  reigers, 
   en  veele  Amerikaanfche  fternen,  wellsë  
 laatfte  thans  een  Weinig  höoger  op  hünne  eiëreö  
 op  den  grond  legdeh  en  dikwijls  op  den wharra-  
 boom  gangen  zitten. 
 Een  van  óns  volk  Vöng  eétte  hagedis  van  een  
 zeer  lelijk  voorkoomen j  fchoon  klein j  terwijl  
 zij  bezig  was langs eenen  boom  op  te  loopen;  zij  
 zagen  ook veele  van  eene  andere  foort*  De  ftrui-  
 ken  naar  den  zee - kant waren  bezet  tnet  ontelbaa-  
 Ze  menigten  nacht-kapellen*  fierlijk  met  rood  
 Zwart  en  wit  gefpikkeld.  Daar  waren  Ook  nog  
 verfcheiden  andere  nacht-kapellen  gelijk  ook  eni-  
 ge  fraaie  dag - kapellen ,  en  enige weinige  andere  
 infektem 
 Schoon  ’er  thans  geefie  gezeten  ihwoohers op  
 bet eiland  waren ,  zagen  zij  evenwel  ontwijfelbaa-  
 re  tekenen  dat  het  ten  minften  fomtijds  bezogt  
 wordt;  Daar  waren  ook verfcheiden  groote  ftee-  
 üen  opgerigt,  als  gedenktekenen,  onder  de  fcha-  
 duwe  van  enige  hoornen ,  en  enige  vakken  met  
 kleinere  ingefloten ,  daar  waarfchijnlijk  doóden  
 begraaven  lagen *  en  op  eene  plaats  lagen  veelé  
 harten - fchulpen  van  eene  bijzondere  foort,  fijrt  
 geribt,  en grooter dan  de  vuist,  waaruit  men met  
 grond  beflüiten  kon  dat  het  eiland  bèzogt jwaa  
 door  menfchen,  die  zig  gedeeltelijk  met  fchulp-  
 visfchen  voedden.  In  eene  van  de  hutten  liet  de 
 Heer  o o r ë   een  bijltjen  en  enige  ipijkers  ter,  
 waarde  van  hetgeen  wij mede namen. 
 Zoo  dra  de  floepen  binnen  boord  geheïst waren, 
   gong  ik  weder  onder  zeil  Noordwaarts met  
 een  ‘ligt  zugtjen  uit  het Ooften,  met voorneemen  
 om  ons  geluk  op  Herveys - Ëilctnd  te bepioeven,  
 dat  in  het  jaar  1773  °P  naijne  laatfte  reis  ontdekt  
 was.  Schoon  het  niet  verder  dan  vijftien; 
 mijlen  van  ons  a fw a s ,  kreegen wij  het  egter niet  
 in het  gezigt  dan met den  dageraat  op  den  zesden ^  
 wanneer  het  in  het  W. Z.  W.  lag  op  den afftand  
 van  omtrent  drie  mijlen.  .Toen  wij,  omtrent  
 agt  uuren,  nader  kwamen,  zagen  wij  verfcheiden  
 kanos  van  land fteeken,  die  regt  toe regt  aan  
 naar  de  fchepen  kwamen.  Dit  was  een  gezigt  
 dat  mij  indedaad  verwonderde,  alzoo  men  geene  
 tekenen  van  inwooneren  gezien  had,  toen  het  
 eiland  eerst  ontdekt  wierd,  hetgeen  misfchiet*  
 toetefchrijven  is  aan  eenen  vrij  ftevigen  wind,  dte  
 te  dien  tijd  woei  en  hunne  kanos belettede uitte-  
 loopen,  terwijl  de  fchepen  het eiland aan  lij voor*;  
 bij  voeren,  terwijl  wij  thans  te  loefwaart  van hetzelve  
 waren.  ! 
 Naardien  wij  fteeds  op  het  eiland  aan  duurden#  
 kwamen  zes  o f zeven  van  de  kanos,  alle  dubbele* 
 ons 
 Zie  cooKs  keizeti  V  Deel,  bladz.  69,  daar  dit  
 cilaftd  gezegd  wordt  omtrent  zes mijlen  in  omtrek  groo*  
 u   zijn.