
 
		S2 
 „   nabij  het  aangezigt  hielden  en  dezelve  ook nu  
 „   en  dan  te  zaamen  klapten.  ( * )   Haare  bewee-  
 „   gingen  kwamen  zoo  naauwkeurigmet  haaren  
 „   zang  overeen,  dat  het  fcheen  dat  zij  rnet veel  
 „   zorgvuldigheid  onderwezen  waren,  en  waar-  
 ,,  fchijnlijk  waren  zij  tot  deeze  plegtigheid  uitge-  
 ,,  kozen,  alzoo  ’er  onder  de  menigte  weinige  
 „   waren  ,  die  haar  in  fchoonheid  evenaarden.  
 ,,  Zij  waren,  over  het  algemeen,  eerder  fterk 
 dan  teder,  van  eene  olijven-kleur,  èn  hadden  
 „   zwart  hair,  dat  in  krullen  langs  den  hals  neder-  
 „   golfde.  Haare  trekken  waren  wat  voller  dan  
 „   bij  eene  volmaakte  fchoonheid  behoort,  en  zij  
 „   geleeken  veel  naar  elkanderen  ;  maar  haare  
 „   oogen  waren  donker  zwart,  en  alle  vertoon-  
 , ,   den  zij  op  haar  gelaat  eene  bevalligheid  en  ze-  
 5,  digheid,  die  in  alle  landen  van  de  waereld  de  
 „   vrouwelijke  kunne  eigen  is ,  maar  die  mis-  
 „   fchien  alhier  uitfteekende was,  waar  de Natuur  
 „   ons  haare  voortbrengzelen  in  de  volkoomenfte  
 „   volmaaktheid vertoonde,  eer de  gewoonte  haar  
 „   gevoel  gewijzigd  had,  o f  haare  zeden  door 
 ,,  kunst 
 ( * )   De  danfen  van  de  bewooneren  van  de  Carolinafche  
 Eilanden  hebben  veel  overeenkomst  met  deeze,  die  hier  
 befchreven  worden.  Zie  Lettres  edifiantes  Tom.  XV,  
 pag.  3 *5 '  Zie  ook  Tom.  X V ,  pag.  207  wat  ’er  gezegd  
 wordt  van  het  zingen  en  danfen  van  de  inwopnéren  van  de  
 Lal flos - Eilanden,  die  tot  dezelfde  groep  behooren. 
 „   kun-st gevormd  waren.  Haare  leest  en  ledenmaa-  
 „   ten waren fierlijk  van maakzel; want,  alzoo haare  
 „   kledij  alleenlijk  uit  een  Huk  vernist  doek  be-  
 „   Hond,  dat  om  den  middel  was  vastgemaakt en  
 „   naauwlijks  tot de  knieën  reikte,  hadden wij  bij  
 „   verfcheiden  van  haar  gelegenheid  om  alle  haare  
 „   lighaams - deelen  te  befchouwen.  Deeze  dans  
 ,,  was  nog niet  ten  einde  ,  wanneer  wij  een  ge-  
 ,,  druis  hoorden  als  o f ’er  enige  paerden  naar  ons  
 „   toe  kwamen  galoppeeren,  en  ter  zijde  omzien-  
 „   de,  zagen  wij  de  mannen met de  knodfen,  die,  
 „   naar  wij  gisten,  verzogt  waren  ons  hunne  wij-  
 „   ze  van  vegten  te  toonen,  en  die  dit nu  deeden,  
 „   en  de  eene  partij  vervolgde  de  andere,  welke  
 „   vlugtte,  op  de  hielen. 
 „   Naardien  wij  nu  onderleiden  dat  de  plegtig-  
 „   heid  van  den  Opperhoofden  voorgefteld  te wor-  
 „   den  ten  einde was ,  begonnen wij  naar  den Heer  
 „   g o r e   en  naar  o m  a i   omtezien,  en,  fchoon  het  
 , ,   gedrang ons naauwlijks  toeliet  ons  tebeweegen,  
 „   zagen wij  hen ten  laatften  aankoomen,  even zoo  
 ,,  belemmerd  door  de menigte  als w ij;  zij  waren  
 ,,  op  dezelfde  wijze  aan  de  drie  bevelhebbers  
 „   voorgefteld,  welker  naamen  o t t e r o o ,  t a -  
 „   r o a   en  f a t o u w e e r a   waren.  Elk  van deeze  
 „   verwagtte  een  gefchenk,  en  de  Heer  g o r e   
 „   gaf hun  de beuzelingen,  welke  hij  tot  dat  einde  
 „   van  boord  had medegenoomen.  Daarop,  o m  a i   
 „   tot  tolk  gebruikende,  gaf  hij  den  bevelhebbe- 
 IX.  D e e e .  C   ,,  ren