
 
		S ï4   {Juny  1777.]  R E IZE   n a a r   den  
 A G T S T E   HOOF 'DS TUK. 
 Enige  officieren  door de  inboorlingen  geplonderd.  
 Visch - partij.  Bezoek  aan  p o u l a h o .  Een  
 Fiatooka  befchreven.  Feest  in  p o u l a h o s   
 huis.  Zijne  rouw - plechtigheid.  Van de ka-  
 va -plant  en  hoe  de  kava - drank  '‘er  uit  bereid  
 wordt.  Befchrijving van  het  klein  eiland  
 Onevy.  Een  inboorling  door  eene fchildwagt  
 gewond.  De  Heer en  k i n g   en  a n d e r s o n   
 bezoeken  *s Konings  broeder.  Hun  onthaal.  
 Bouw -plegtigheid.  Hoe  z ij  den  nacht  door-  
 bragten.  Aanmerkingen over' het  land.  Toe-  
 bereidzels  tot  het  vertrek.  Zon ■ eclips.  Be*  
 fchrijving  van  het  eiland  en  deszelfs  voort-  
 brengzelen  door  den  Heer  a n d e r s o n . 
 ^ ^ l z o o   ’er nu  geene  feesten  meer, noch van  onz 
 e , noch van hunne  zijde,  tewagten  waren,  en  de  
 nieuwsgierigheid  van  het  volk  thans  vrij  wel  voldaan  
 was,  verlieten  de meefle  ons  daags  na  p o u l 
 a h o   s  haiva.  Wij  hadden  egter  nog  dieven  
 rondom  ons,  en,  naardien  zij aangemoedigd wier-  
 den  door  de  achtloosheid  van  ons  eigen  volk  ,  
 wierden  wij  geduurig  door  hen  befloolen. 
 Énige  officieren,  tot beiden  de  fchepen  behoo-  
 rende,  die  eenen  togt  in  de  binnen-landen  van  
 het  eiland  gedaan  hadden  ,  zonder  mijn  verlof, 
 ja  zonder mijne voorkennis, keerden deezen avond,  
 na  een  afzijn  van  twee  dagen,  terug.  Zij  hadden  
 hunne  fnaphaanen  en  het  nodige  kruid  en  lood  
 en  verfcheiden  kleine  Hukken  van  de  meest  ge-  
 zogte  waaren  met  zig  genoomen,  welke  alle  de  
 inboorlingen  de  behendigheid  hadden  hun  op  hunnen  
 togt  te  ontfleelen.  Deeze  zaak  zou  bijna  
 flegte gevolgen  gehad  hebben;  want  onze  geplon-  
 derde  reizigers gebruikten,  bij hunne  terugkomst,  
 zonder  mij  te  raadpleegen  ,  om a i ,  om  bij  den  
 Koning  te  klaagen  over  de  behandeling,  die  zij  
 ondergaan  hadden.  De  Koning,  niet  weetende  
 welke  maatregel  ik  neemen  zoude,  en  uit  hetgeen  
 alreeds  gebeurd  was  vreezende  dat  ik  hen  
 weder  in  verzeekerde  bewaaring  zoude  Hellen,  
 vertrok  vroeg  in  den  morgen.  Zijn  voorbeeld  
 wierd  door  f e e n o ü   gevolgd,  zoo  dat wij  geen  
 Opperhoofd  van  enig  gezag  in  de  nabuurfchap  
 hadden.  Ik  was  daarover  zeer  onvergenoegd,  en  
 beflrafte  om a i   dat  hij  zig  vermeeten  had  zig daarmede  
 te  bemoeien.  Deeze  beflraffing  deed  hem  
 zijn  best  doen  om  f e e n o ü   terug  te  brengen  en  
 hij Haagde  inde  onderhandeling,  doordien  hij  deeze  
 kragtige  reden  had  bij  te  brengen  dat  hij  Haat  
 kon maaken  dat ik  geene  geweldige  middelen  zoude  
 gebruiken  om  de  inboorlingen  te  dwingen  om  
 hetgeen  zij  vdn  de  officieren  gefloolen  hadden  te-  
 rugtegeeven.  f e en o ü   ,  op  deeze  verklaaring  
 vertrouwende,  keerde  tegens  den  avond  terug  en  
 O  4  p o u