
 
		te  gaan,  tot  t a o o f a   mij  drong  om  nog  een*  
 dag  o f twee  langer  te  blijven  om  een  gefchenk  te  
 ontvangen,  dat  hij  voor  mij  had  gereed  gemaakt.  
 Deeze  reden  en  de  dagelijkfe  verwagting  van  
 enige  van  onze  vrienden  van  Tangatabco  te  zien  
 noopten  mi) om  mijn  vertrek  uitteftelkn. 
 Ik  oncvong  dan  den volgenden  dag  het gefchenk  
 van  het Opperhoofd;  het  beftond  uit  twee  kleine  
 hoopen  yams  en  enige  vrugten  ,  die  door  eene  
 foort  van  heffing  fcheenen  opgebragt  te  zijn,  gelijk  
 op  de  andere  eilanden.  Bij  deeze  gelegenheid  
 was  het  meefte  volk  van  het  eiland  op  de  
 plaats  verzameld,  en  gaf ons,  gelijk  wij bij  zulke  
 talrijke vergaderingen  onder  hunne  nabuuren  ook  
 ondervonden  hadden,  niet weinig  moeite  om hen  
 te  beletten  alles,  waarop zij  de  hand  konden leg*  
 gen,  weg  te  kaapen.  Wij  wierden  vermaakt met  
 twee  gevegten  met  knodfen  ,  met  worflelen  en  
 vuist - vegten,  en  in  de  laatfte  vogten  mannen  
 en  vrouwen.  Men  was  voorneemens  de  
 vertooning  te  eindigen  met  den  bornai  o f  nacht-  
 dans;  maar  daar  gebeurde  iets  dat  den zei ven  geheel  
 deed  agterblijven,  o f  ten  minden  ons  alle  
 belettede  aan  wal  te  vertoeven  om  dien  te  zien.  
 Een  van mijn  volk,  eene  kleine wandeling  doende, 
   wierd  door  twintig  o f   dertig  van  de  inboorlingen  
 omringd  ,  die  hem  ter  aarde  fmeeten-  en  
 van  alles  wat  hij  aan  zijn  lijf  had  beroofden.  
 Zoo  dra ik  dit hoorde,  nam ik  twee  kanos  in  beflag 
 I3ag met  een  groot  varken ,  en  drong  ’er  op  aan  
 dat TAOOFA.de klederen zoude  doen  terug  geeven  
 'en  dat  de  dieven  mij  zouden  overgeleverd  worden. 
   Hét Opperhoofd  fcheen  zeer  verlegen  over  
 hetgeen  ’er gefchied was,  en  deed  terflond de  nodige  
 flappen om mij voldoening te verfchaffen. Deeze  
 zaak  verfchrikte  het  vergaderde  volk  zoo  zeer  
 dat  de  meefle wegvlugteden.  Toen  zij  egter  zagen  
 dat  ik  geene  andere  maatregelen nam  om  deeze  
 belediging  te wreeken,  keerden  zij  terug.  Het  
 leed  niet  lang o f een  van  de  dieven wierd mij overgeleverd  
 en  een Hemd en  eén  matroozen  broek te-  
 rug  gegeeven.  Naardien het  overige van de  gefloo-  
 len  goederen  niet voor den nacht  inkwam,  was  ik  
 genoodzaakt  hen  te  verlaaten  om  naar  boord  té  
 gaan;  want de zee  liep  zoo  hoog,  dat  de  floepen  
 met  de  grootfle  moeite  bij  'daglicht  de  kreek  
 uit  konden  koomen,  en  het  veel  minder  in  het  
 düifler  zouden  hebben  kunnen  klaaren. 
 Den  volgenden  morgen  landde  ik  weder,  hebbende  
 mij  voorzien van  een  gefchenk voor t a o o *  
 Fa  voor  hetgeen  hij  mij  gegeeven  had.  Alzoo  
 het nog  vroeg was,  was  ’er maar  weinig volk  aam  
 de  landing - plaats,  en die  ’er zig bevonden,  waren  
 tie t  zonder  vrees;  maar  toen  ik  om a i   verzogc  
 hen  te  verzeekeren  dat  wij geen kwaad  in  den  zin  
 hadden,  en ,  tot  bevestiging  daarvan,  de  kanos  
 weder  gaf  en  den  d ie f,  dien  zij  mij  overgeleverd  
 hadden,  los  liec,  hernamen  zij  hunne  ge-  
 T   a   woo