
 
		den  val  van  eenen  van  beiden  niet  rïgtig  is  toe-»  
 gegaan,  o f  zoo  het  niet  zeer  duidlijk  blijkt  wie  
 de  overhand  gehad  hebbe  ,  zingen  beiden  de  
 partijen  viélorie,  en  dan  beginnen  zij  den  ftrijd  
 op  nienw.  Doch  die  verwonnen  is mag niet  ten  
 tweede  maal met  zijnen  overwinnaar  flrijden. 
 *  D e  vuist - vegters naderen  elkanderen zijdelings,  
 op  eiken  ftap  van  zijde  veranderende,  met  eenen  
 arm  ten  vollen  naar  vooren  uitgeftrekt,  den  ande-  
 ren  naar  agteren,  en  een  Huk  touw  in  de  eene  
 hand  houdende,  dat  zij  ’er  vast  om  binden,  als  
 zij  eenen  tegenpartij der  vinden  ,  zoo  zij  het  te  
 vooren  niet  reeds  gedaan  hebben.  Dit  doen  zij,  
 naar  ik  gis,  om  eene  ontwrigting  van  de  hand  o f  
 de  vingeren  voor  te  koomen.  ■ (_*')  Zij  mikken  
 hunne  Hagen  voornamelijk  op  het  hoofd  ,  maar  
 fbmtijds-  op  de  ribben,  en  zij  worden  met  eene  
 groote  vaerdigheid  uitgedeeld.  Zij  veranderen  
 van  zijde  en  vegten  even  goed met  beiden  de  handen; 
   maar  een  van  hunne  geliefdfte  ca  behendig-  
 fte Hagen  is  op  hunnen  hiel  rond  te  draaien ,  zoo  
 als  zij  hunnen  tegenpartijder  geraakt  hebben,  en  
 hem  nog  eenen  anderen  zeer  hevigen  flag met. de  
 andere  hand  agterwaarts  te  geeven. 
 P e   vuist-gevegten  duuren  zelden  feng,  en  de 
 par- 
 . ( * )   De Ouden  gebruikten  in.  de  ölyinpifehe  fpelen  het?  
 zelfde middel. 
 Cr,  FORÏTSfR. 
 partijen  fcheiden  uit,  o f  een  van  beiden  bekent  
 overwonnen  te  zijn.  IViaar  nooit  zingen  zij  in  
 deeze  gevallen  den  vi&orie - zang  ,  tenzij  een  
 hunner  zijnen  tegenpartijder  op  den  grond werpt,  
 waaruit  blijkt dat  van  deeze  twee wijzen  van  vegten  
 het  worftelen  hun  het meest  behaagt.  Niet  
 alleen  vegten  de  jongens  op  beiden  wijzen, maar  
 zblfs  vegten  jonge  meisjens  voor  eenen  korten  
 tijd  zeer  hardnekkig;  maar  in  alle  gevallen  blijkt  
 niet  dat  zij  het  ooit  voor  de  minfte  fehande  re^  
 kenen  overwonnen  te  worden*  en  hij  *  die  verwonnen  
 is ,  gaat  met zooveel on verfchilligheid zitten  
 als  o f  hij  nooit  in  het  perk  getreden  ware*  
 Sommige  van  ons  volk  waagden  bet  met  hun  in  
 beiden  de  oefeningen  te  kampen,  maar  kreegen  
 altoos  de  nederlaag,  uitgezonderd  in  enige  weinige  
 gevallen,  wanneer  het  fcheen  dat  de  vrees  
 van  ons  te  beledigen  meer  tot  de overwinning  toe-  
 bragt  dan  de meerdere fterkte  van dengeenen,  regens  
 welken  zij  kampten* 
 Het  vee,  dat  wij  mede  gebragt  hadden  en  dat  
 aan  land was,  liep,  hoe  zorgvuldig  ook  bewaakt,   
 geen  gering  gevaar  ,  de  diefachtigheid  van  ver-  
 fcheiden  der  inboorlingen  en  hunne  behendigheid  
 om  zig  door  diefftal  toeteëigenen,  dat  zij  geene  
 kans  zagen  dooreerlijke  middelen  te  bekoomen,  
 in  aanmerking genoomen  zijnde;  om  deeze  reden  
 achtede  ik  het  voorzigtig  mijn  voorneemen  bekend  
 te maaken  om  enige  van onze  dieren  op  hes 
 eiland