vermaaken * zoo verre te boven, dat zij zig fchee-
nen te vérhovaerdigen op de meerderheid, die zjj
over ons hadden. Wat onze lpeeltuigen belangt,
zij hadden voor geen van alle de mlnfte achting,
behalven voor den trommel, en deeze was zelfs
naar hunne gedagten zoo goed niet als de hunne.
Onze waldhoorns in het bijzonder fcheenen in
groote verachting te zijn , want zij wilden ’er
noch hier, noch op een der andere eilanden, een’
oogenblik naar luifteren.
Om hun dan een gunftiger denkbeeld van En-
gelfche vermaaklijkheden te geeven, en om hunnen
geeften het fterkst gevoel van onze meerdere
bekwaamheid in te prenten, liet ik enige
• vuurwerken in gereedheid brengen, en, toen het
donker was, affteeken, in tegenswoordigheid van
F een o ü , de andere Opperhoofden, en eene
groote fchaare volks. Wij vonden enige Hukken
befchadigd , maar andere waren zeer goed
gebleven en gelukten zoo volmaakt, dat ik *er
mijn oogmerk volkoomen mede bereikte. Onze
water - kaarfen en vuur-pijlen behaagden hun en
verbaasden hen Jn het bijzonder boven alle verbeelding,
en nu floeg de balans tot on$ voordeel
over.
Dit fcheen hen egter Hechts aanteprikkelen om
ons nog meerdere proeven van hunne zeer zonderlinge
behendigheid te geeven, en naauwlijks waren
onze vuurwerken geëindigd o f daar begon
eene
eene reeks van danfen, welke f e e n o u gereed
gemaakt had om ons te vermaaken* Voordat
dezelve begonnen, plaatfte zig eene bende muzij- .
kanten o f choor van agttien mannen voor ons in het
midden van den kring, die door de menigte van
aanfchouwers gevormd wierd, en welkers middenvak
het tooneel der vertooningen zoude wezen*
Vier o f vijf van deeze bende hadden Hukken van
groote bamboezen, van drie tot vijf o f zes voeten
lang, die elk door eenen man beflierd wierden,
die dezelve omtrent regtop hielden, met het open
eind naar boven, doch met het ander eind, dat
door een lid gefloten was* naar beneden. Met
dit gefloten eind ftooteden zij gefladig op den
grond , fchoon langzaam , en bragten dus ver-
fchillende toonen voort, volgens de verfchillende
lengte der bamboezen, maar alle van de holle o f
laage foort; als^ eene tegenwerking floeg iemand
anders met fnel op elkanderen volgende flagen*
met twee ftokken, op een ftuk bamboes, dat ge-
fpleten was en op den grond la g , en dat daar
door een geluid g a f , zoo fcherp als het ander
zwaar was. De overige van de bende, zoo wel
als zij die op de bamboezen fpeelden, zongen eene
langzaame en zagte wijs , die de harder nooten
van de bovengenoemde fpeeltuigen zoo zeer maa-
tigde, dat geen toehoorer, hoe zeer aan het hoo*
ren van de volmaaktfte en afwisfelende opvolging
van aangenaame toonen gewoon, kon nalaaten