
 
		kleed,  van  welke  de  meefte  van dezelfde  foorten  
 zijn ,  die  op  de  laage  gronden  van  de  hooge  eilanden  
 in  deezen. Oceaan gevonden  worden. 
 Daar zijn onder  de  fchrandere  befpiegelaars ver-  
 'fëhillende  gevoelens omtrent  het ontdaan  van  zulke  
 laage  eilanden  als  Ealmerft ons - Eiland.  
 Sommige  willen  dat  deeze  kleine  afgezonderde  
 «oppen o f eitandjens,  in oude  tijden,  aan malkan-  
 deren  vast waren  en  een  doorgaand en  hooger  link  
 land  vormden ,  dat de  zee,  door langheid  van  tijd  
 heeft  weggefpoeld,  alleen  de  hoogde  gronden  
 overiaaiende,  die,  volgens  deeze  Helling,  met  
 den  tijd  hetzelfde  lot  zuilen  ondergaan.  Andere  
 gisfen  dat  zij  door  aardbeevingen  zijn  opgewor-  
 pen  en  de  uitwerkingen  zijn  van inwendige  ftuip-  
 trekkingen  van den aardkloot.  Een  derde  gevoelen, 
   dar  mij  het  waarfchijolijksc  voorkoomt,  is  
 das  zij gevormd zijn  vam koraal - banken,  en  dat  zij  
 bij  gevolg  ook  coeneemen.  Zonder  de  bewijzen,  
 welke  men  voor  elke  van  deeze  tellingen  bijbrengt, 
   optenoemen,  zal  ik  alleenlijk  die  gedeelten  
 van  Falmerftons ’ Eiland  befehfijven,  
 welke  ik  gelegenheid  had  om  waarceneemen,  
 toen  ik  op  hetzelve  landde. 
 De  grondflag  is  overal  eene  koraal - klip;;  de  
 grond  is  koraal-zand-,  waaronder  Hechts,  op  
 enige  weinige  pfeatfen,  verrotte  planten  vermengd  
 zijn-,  z&o  dat  het  iets  vormt  dat  naar  
 «arde  gelijkt.  Hieruit  kan  een  waar-fèhijnlijk 
 ■ ver» 
 vermoeden  afgeleid  worden  dat:  deeze  kleine  
 plekjefis  land  niet  van  zeer  ouden  óorfpróng Zijn,  
 noch  de  overblijfzels van  grootef  eilanden,  nü  in  
 den  Oceaan  bedolven;  want  bij  élke  van  deeze  
 ohderrtellingen  moest  ’ef  meer  karde  gevormd  
 zijn,  en  daar zou  een gedeelte Van  den  oorfprong-  
 lijken  grond'  zijn  overgebleven.  Eene  andere  
 oraftattdigheid bevestigde  de  leer van  het  aangroei»  
 jeh  van  deeze  eilandjens.  Wij  vonden  op  dezelve, 
   verre  buiten  bereik  van  de  tegenswoordi»  
 ge  zee ,  zelfs  in  de  geweldigfte  ftormen,  hooge  
 koraal - klippen,  die  ,  bij  onderzoek  bleekeit  
 doorboord  geweest  te  zijn,  op  dezelfde wijze  als  
 de  klippen ,  die  nu  den  buitehften  rand  van  het  
 r if uitmaakén.  Dit  toont:  baarblijklijk  dat  de  zeé  
 weleer  zoo  verre  kwam,  en  enige  van  deeze  
 doorboorde  klippen  waren  bijna  in  het middenpunt  
 Van  het  land. 
 Maar  het  fferkst  bewijs  van  deezen aanwas,  en  
 wel  door  de  oorzaak,  die wij  ’er  aan  Hebben  toe-  
 gefcfireven,  was  de  zagte  overgang,  dien  men  
 in  de  planten  rondom  dé  randen  van  de  eilanden  
 bemerkte,  van  enige  weinige  duimen  van  hec  
 merk  van  hoog  water  tot  den  zoom  van  hec  
 bosch.  Op  verfcheiden  plaatfen  was  de  afscheiding  
 van  de  planten  van  verfchillenden  groei  zeef  
 wel te  onderfcheiden,  bijzonderlijk  aan  lij o f  aan  
 <dè  west-zijde.  Dit koomt mij  voor  het werk gé»  
 jfteeét  te  zijn  van  buitengewóone  hooge  getijen, 
 F   a  yer