
348 IJiïly 1777.2 R E I Z E n a a r den
jaagers ook met yvoir in, na dat zij net gefneden
zijn, en zij fnijden beenderen tot kleine figuurtjens
van menfchen , vogelen en andere dingen, dat
zeer ongemaklijk moet zijn , alzoo zij geen ander
beeldhouwers gereedfchap hebben dan eenen
haaien - tand.
Yams, plataanen en kokos-nooten maaken het
grootst gedeelte van hun voedzel uit het plantenrijk
uit. Van hun voedzel uit het dieren - rijk zijn
de voornaamfte artijkelen varkens, hoenders ,
visch en allerhanden foortenvan fchülp - visfchen,
maar het gemeen volk eet ook rotten. De yams
en plataanen met brood - vrugt kunnen de grond
van hun voedzel genaamd worden, op verfchil-
lende tijden van het jaar, met visch en fchulp-
visfchen; want varkens, hoenders en fchildpad
fchijnen Hechts lekkernijen te wezen , die alleen
voor hunne opperhoofden beftemd zijn. De tus-
fchentijden tusfchen de tijden van deeze vrugten
moeten fomtijds merklijk lang'zijn, naardien zij
eene foort van brood van plataanen bereiden ,
die z ij, voor zij rijp zijn, onder den grond liggen
, daar zij dezelve laaten tot zij aan het gisten
zijn , wanneer zij opgenoorrien en tot kleine
ballen gemaakt worden, maar zij zijn zoo zuur
en onaangenaam, dat zij dikwijls zeiden dat ons
brood beter w a s , fchoon het wat befchimmeld
mogt wezen.
Hun voedzel wordt in het gemeen gereed gemaakt
maakt door het te braaden op dezelfde wijze ais
op Otahiti, en zij verllaan de konst om van ver-
fchillende foorten van vrugten verfcheiden fcho-
telen te maaken, welke de meefte onzer voor zeer
goed hielden. Nooit zag ik hen van enige faus
gebruik maaken , noch iets anders bij hunne
maaltijden drinken dan water of het fap van kokos
nooten, want de kava is alleen hun morgen
- drank. Ik kan niet zeggen dat zij zindelijk
zijn in hunne kookerij o f in hunne wijze van
eeten. De meefte zullen hun eeten op het eerfte
beste blad, dat zij vinden, leggen, hoe vuil het
ook wezen mag; maar wanneer den Opperhoofden
eeten wordt voorgediend, wordt het gemeenlijk
op groene plataanen - bladeren gelegd. Als
de Koning een maal deed, wierd hij gemeenlijk
door drie o f vier perfoonen bediend. De een
fneed groote Hukken van het vleesch o f den
visch , de ander fneed die in kleine brokjens,
en de andere Honden bij de hand met kokos-
nooten o f hetgeen hij anders nodig mogt hebben.
Nooit zag ik een groot gezelfchap aanzitten
aan hetgeen wij een gastmaal zouden noemen
en uit denzelfden fchotel eeten. Het voedzel,
wat het ook zij, wordt altijd in kleine por-
tieën verdeeld, elke portie voor een zeker getal
perfoonen ; deeze portieën worden weder verdeeld
, zoo dat men zelden meer dan twee o f
drie perfoonen te zaamen ziet eeten. De vrou