righeid onder hen veroorzaakt hadden. DaaF waa
gefchil over de regeering van Atooi tusfchen to-
n e o n k o , die de oppermacht in handen had,
toen wij voorleden jaar hier waren, en een jon-
getjen, t e a v e e genaamd. Zij zijn beiden de
kleinzoons bij verfchillende vaders van per-
r e e o r a n n e e , Koning van Woahoo, die
de regeering van Atooi aan den eerden, en die
.van Oneeheow aan den laatften gegeeven had.
De twist was ontdaan over de geiten, die wij
voorleden jaar op Oneeheow gelaaten hadden,
waarvan to neoneo beweerde de eigendom
hem toe te koomen, onder voorwendzel dat dat
eiland van het zijn afhanglijk was. Naardien de
vrienden van t e a v e e zijn recht daarop daande
hielden, maakten beiden partijen zig gereed om
hunne aanfpraak op dezelve met geweld te doen
gelden, en, korte dagen voor onze aankomst,
was ’er een flag voorgevallen, waarin toneo neo
de nederlaag gehad had. De gevolgen van
deeze overwinning donden waarfchijnlijk t o -
neoneq nog veel naeer te zullen kosten dan enkel
het verlies van de voorwerpen in gefchil;
want de moeder van t e a v e e , eenen tweeden
man getrouwd hebbende, die een van de Opperhoofden
van Atooi, en aldaar aan het hoofd van
eene machtige partij was, meende hij deeze gelegenheid
niet te moeten verzuimen om toneoneo
geheel uit het eiland te verdrijven en zijnen
fchoonfehoonzoon
tot de regeering te bevorderen.
Ik heb reeds gelegenheid gehad te zeggen dat de
geiten, die tot zes ftu’cs waren aaogegroeid, en
die waarfchijnlijk in weinig jaaren alle deeze eilanden
zouden voorzien hebben, in het gevegt
waren omgekoomen.
Den vierden kwamen de moeder en zuster van
den jongen prins en kijn fchoonvader met veelê
andere Opperhoofden van die partij aan boord
van de Refolutte en bragten Kapitein c l er kb
veele merkwaardige en kosthaare gefchenken.
Onder dezelve waren enige visch ~ haaken, welke
zij ons verzeekerden dat van de beenderen van
onzen ouden vriend t e r r e e ó b ö o s vader gemaakt
waren, die in eene ongelukkige landing
op het eiland Woahoo gedood was, en eenen
vliegen-verjaager, die hem wierd aangeboden
door de zuster der prinfes, welkers handvatzel
uit een menfchen been beftond, dat haar doof
haaren fchoonvader als een zegeteken gefchonken
was. De jonge t e a ve e was niet van het ge*
zelfchap, zijnde, naar menonszeide, bezig met
bet verrigten van enige godsdienftige plechtighe*
den, in gevolge van de behaalde overwinning,
welke twintig dagen moeften duuren.
Deeze en de twee volgende dagen wierden aan
land hefteed met het overig water voor de Ontdekking
inteneemen, en de timmerlieden hielden
zig aan boord druk bezig met de fchépeö te kal*
K a fa*