
 
		daadlijk  merken,  en  zoo  de  voorlooper  niet  vaa  
 de  bedaardfte  en  kloekmoedigfle  is,  onmiddelijfe  
 op  hol  gaan  ,  en  niet  ophouden  voor  zij  geheel  
 afgemat  zijn  ;  dit  nu  niet  ras  gefchie-  
 dende  ,  gebeurt  het  gemeenlijk  dat  of  de  flede  
 omverre  geworpen  ,  en  tegens  de  boomen  aan  
 Hukken  gefmeten wordt,  of dat  zij  van  eene  fleilte  
 afflorten  en  alle  gezamenlijk  in  de  fneeuw  he-  
 graaven  worden.  De  berichten,  die  ons  gegee-  
 ven  wierden  van  den  fpoed,  dien  deeze  honden  
 maaken,  en  van  hun  ongemeen  geduld  in  bet lijden  
 van  honger  en  vermoeienis,  waren naauwlijks  
 gelooflijk,  zoo  zij  mij  niet  door  de  geloofwaer-  
 digfte  lieden  gegeeven  waren.  Wij  waren  ook  
 zelve  getuigen  van  den  grooten  Ipoed,  met welken  
 de  boodfchapper  ;  die  met  de  tijding  van  
 onze  aankomst  naar Bolcheretsk  was  afgezonden,  
 in  de  St. Pieter en St. Paulus Haven  terug keerde, 
   fchoon de  fneeuw  op dien  tijd  zeer zagt was;  
 maar  ik  wierd  door  den  bevelhebber  van  Kam-  
 fchatka  onderrigt  dat  deeze  reis  gewoonlijk  in  
 twee  en  eenen  halven  dag wierd afgelegd,  en  dat  
 hij  eens  van  de  laatfle  plaats  éenen  boodfchapper  
 ontvangen  had  in  drie  en  twintig  uuren. 
 De  honden  worden geduurende  den  winter gevoederd  
 met  het  afval  van  gedroogde  Hinkende  
 visch,  maar  men  onthoudt  hun  altijd  dit ellendig  
 voedzel  eenen  dag  voor  zij op  reis moeten  gaan,  
 en  laat  hen  nooit  eeten  voor zij  dezelve  afgelegd 
 hefehebben. 
   Men  zeide  ons  ook  dat  het  niet  ongewoon  
 was  dat  zij  dus  twee geheele  dagen  blee-  
 ven  vasten  ,  in  welken  tijd  zij  eenen  weg  konden  
 afleggen  van  honderd  twintig Engelfche  mijlen. 
   ( * )   Deeze  honden  gelijken  veel  naar  het  
 Pommersch  ras,  maar  zijn  aanmerklijk  grooter. 
 Alzoo  wij  niet  verkoozen  het  op  onze  eigen  
 bekwaamheid  te  laaten  aankoomen  ,  hadden  wij  
 elk  eenen  man  om  de  flede  te  mennen  en  te  be-  
 ftieren,  dat,  wegens  den  Haat,  waarin  de wegen  
 thans  waren  ,  een  zeer  zwaar  werk  was;  want,  
 alzoo  de  dooi  in  de  valleiën  ,  door  welke  onze  
 weg  lag,  zeer  verre  gevorderd  was,  waren  wij  
 gedwongen  de  zijden  der  bergen  te  houden,  en 
 dit 
 (*)  Hoe  zonderling  dit  ook  mag  voorkoomen,  verhaalt  
 egter  k r a s c h e n i n i k o f f   ,  wiens  bericht  van  Kam*  
 fc h a tk a ,  volgens  alles  wat  ik  zag  en  gelegenheid  had  te  
 vergelijken,  mij  voorkoomt  alle  geloof te  verdienen,  en  tot  
 wiens  getuigenis  ik  derhalven  dikwijls  mijne  toevlugt  zal  
 neemen  ,  voorbeelden  van  deezen  aart,  die  nog  verbaa-  
 zender  zijn.  „  Reizende  gezelfcbappen  (zegt hij)  worden  
 „   dikwijls  van  vreeslijke  fneeuw-buien  overvallen  ,  bij  
 „   welker  aannadering  zij  met  de  grootfte  overhaasting  in  
 ,,  het  naaste  bosch  rijden,  daar  zij  blijven  moeten  tot  de  
 „   ftorm  ,  die  menigmaal  zes  o f  zeven  dagen  aanhoudt1,  
 ,,  voorbij  is ;  de  honden  blijven  allen  dien  tijd  ftil  en  doen  
 ,,  geen kwaad,  behalven  dat  zij  fomdjds,  door  den  honger  
 ,,  gedrongen wordende, hunne  toornen  en  de  andere  lederep  
 „   Hukken  van  hun  tuig  zullen  opeeten.”   K is t .  sn  B e f c k r if   
 ving  van  Kamfchatka. 
 v  3