tie gelijkenis van hunne perfoonen, wordt door
de volftrektfte eenzelvigheid van hunne taal buiten
alle tegenfpraak gefield.
Uit welk land zij oorfpronglijk verhuisd zijn en
langs welke trappen zij zig over eene zoo groote
ruimte van den aardbol verfpreid hebben, zullen
z ij, die in onderzoekingen van deezen aart behagen
fcheppen, misfchien niet moeijelijk vinden te
gisfen. Men heeft in dit werk reeds aangemerkt
dat zij groote blijken van vermaagfchapping draa-
gen met fommige Indiaanfche Hammen , die de
Dieven- en Carolina- Eilanden bewoonen, en
men kan dezelfde vermaagfchapping wederom na-
fpeuren onder de Battas en Maleiers. Wanneer
deeze gebeurtenisfen zijn voorgevallen is niet zoo
gemaklijk te verzeekeren; het is waarfchijnlijk
niet kort geleden, alzoo deeze eilanden zeer volkrijk
zijn en de eilanders geene overlevering
van hunne eigen oorfprong bezitten dan die vol-
koomen fabelachtig is, terwijl aan dep anderen
kant de onverbasterde Haat van hunne algemeene
taal en de gelijkheid, welke nog in hunne zeden en
gewoonten heerscht, fchijnen te kennen te gee-
ven dat het niet in eenen zeer. ouden tijd kan
geweest zijn.
De inboorlingen deezer eilanden zijn, over het
algemeen, van meer dao middelmaatige grootte
en wel gemaakt; zij hebben eenen zeer fierlijken
gang, zijn vlug in het loopen en in (laat om groo»
te