jongens terug met de inboorlingen, die afgezonden
waren om naar hen te zoeken, en die Kapi-
tein c o oK onmiddelijk naar het huis bragten,
daar de Koning geflaapen had. Zij vonden den
ouden man zoo even uit zijnen flaap ontwaakt,
en, na een kort gefprek over het verlies van
den kotter, waaruit Kapitein cook overtuigd
wierd dat hij ’er niet van wist, nodigde hij hem
naar de floep te keeren, en den dag aan boord
van de Refolutie door te brengen. De Koning
bewilligde gereedlijk in dit voorftel en ftond on-
sniddelijk op om hem te volgen.
De zaaken gongen dus voorlpoedig, de twee
jongens waren reeds in de pinas en de overige
van het gezelfchap den water - kant genaderd
, wanneer eene vrouw van jaaren, k a-
n e e - k a b a r e e a genaamd, de moeder van
de jongens en eene van de begunftigde vrouwen
des konings, hem agter op kwam, en hem met
traanen en fmeeken bezwoer niet aan boord te
gaan. Te gelijken tijd vatteden twee bevelhebbers,
die met haar gekoomen waren, hem vast,
drongen dat hij niet verder zoude gaan, en dwongen
hem te gaan zitten ( * ) . De inboorlingen,
die zig in verbaazende menigte langs het ftrand
ver*
Z i j f c h r e e u w d e n d a t h i j v o o r z e e k e r t e r d o o d z o u
g e b r a g t w o r d e n , a ls h i j n a a r b o o r d g o n g .
VERTA ALER»
Verzamelden , en die waarfchijnlijk vèrontrusc
waren geworden door de kanon • fchooten en het
voorkoomen van vijandlijkheden in de baai, begonnen
nu om Kapitein cook en hunnen Koning
te driegen. In deezen toeftand ftelde de luitenant
van de foldaaten, ziende dat zijn volk in het
gedrang digt op een gepakt ftond en dus buiten
ftaat was om van hunne wapenen gebruik te
maaken, zoo zulks mogt vereischt worden, den
Kapitein voor hen langs de klippen, digt langs
den water-kant, te fchaaren, en, het volk gewillig
voor hun ruimte maakende, wierden zij,’
óp den afftand van omtrent zestig voeten van de
plaats daar de Koning gezeten was, in eene linie'
gefchaard.
Geduurende deezen tijd bleef de oude Koning
op den grónd zitten met de fterkfte tekenen
van fchrik en moedeloosheid op zijn gelaat,’
terwijl Kapitein c oo k , niet gaerne het voorwerp
ï waarvoor hij aan land gèkoomen was, willende
laaten vaaren, op de dringendfte wijze bij
hem bleef aanhouden om voort te gaan; en aan
den anderen kant; zoo dikwijls de Koning genegen
fcheen hem te volgen, de bevelhebbers, dié
rondom hem ftondeh, tusfchen beiden kwamen ;
in hét eerst met bidden en fmeeken, maar naderhand
met kracht en geweld, aandringende dat hij
zoude blijven daar hij was. Kapitein c o o k dan
ziende dat de fchrik te algemeen verfpreid wak;
E % ésf