
 
		3 1 6  \Meij  1779-]  R E I Z E   n a a r   o en  
 tal  balasans,  den Kamfchadaalen  toebehoorende, O   7 
 De  iqwooners  beloopen  alle  te  zaamen  genoomen  
 een  getal  van  tusfehen  vijf  en  zes  honderd.  In  
 den  avond  gaf  de  Major  een  fraai  feest,  waarop  
 de  voornaamfte  lieden van  de  ftad,  jzoo  heeren  als  
 dames,  genodigd waren. 
 Den  volgenden  morgen  fpraken wij  afzonderlijk  
 met  den  koopman f e d o s i t s c h ,  ten  einde enige  
 tabak  van  hem  te  koopen  voor de matroozen,  die  
 nu  meer  dan  twaalf maanden  zonder  die  geliefde  
 verfnapering  geweest  waren.  Dit  kwam  egter,  
 gelijk alle  onze andere  verrigtingen  van  dien  aart,  
 onmiddelijk  tot  des Majors  kennis,  en  kort  daarop  
 waren  wij  verwonderd  in  ons huis vier  baaien  
 tabak,  elke van  over  de  honderd ponden,  te  vinden, 
   welke  hij  verzogt  dat, uit naam  van  hem  en  
 van  de  bezetting  onder  zijn  bevel,  aan  onze  matroozen  
 mogten  worden  gefchonken.  Zij  hadden  
 ons  daarbij  twintig  beste  fuiker-brooden  gezonden  
 en  even  zoo  veele  ponden  thee,  als  verftaan hebbende  
 dat wij  daar groot gebrek  aan  hadden, wel«  
 ke  zij  verzogten  onzen  officieren  te  mogen  aanbieden. 
   Hierbij  had  Mevrouw  behm  ook  een  
 gefchenk  voor  Kapitein  c l e r k e   gevoegd,  be-  
 Jftaande  in  verfchen  boter,  honig,  vijgen,  rijst,  
 en  andere  kleinigheden  van  dien  aart,  verzeld  van  
 veele wenfehen  dat  dezelve  hem,  in  zijnen  zwakken  
 ftaat  van  gezondheid,  van  dienst  mogten  
 wezen.  Te  vergeefsch  tragteden wij  deeze  overmaamaatige  
 goedheid  te  wéderftaan,  welke  ik  inde-  
 daad gaerne wilde  tegens  houden,  omdat  ik  overtuigd  
 was  dat  zij,  niet een  deel,  maar  bijna  allen  
 den  voorraad  van  de  bezetting  wegfehonken.  Het  
 antwoord,  dat  ons  de  Major  bij  deeze  gelegenheden  
 gaf,  was  altoos  dat  wij  veel  geleden  hadden  
 en  dat  wij  noodwendig  aan  alles  gebrek  
 moesten hebben.  Ook kwam  de  lengte  van  tijd,  
 dien  wij  uit  geweest  waren  zedert  wij  eene  bekende  
 haven  hadden  aangedaan  ,  hun  zoo  ongelooflijk  
 voor,  dat  het  getuigenis  van onze  kaarten  
 en  andere  bevestigende  omftandigheden  ver-  
 eischt  wierden  om  het  hen  te  doen  gelooven.  
 Onder  de  laatfle  was  een  zeer merkwaerdig  feit,  
 dat  den  Major  ons  dezen  morgen  verhaalde,  en  
 waarvan  hij,  zeide  hij,  zoo  wij  daar  niet  gekoo-  
 men  waren,  de  reden  niet  zoude  hebben  kunnen  
 begrijpen. 
 Het ls bekend  dat  de Tschutski  het eenigst  volk  
 van  het  Noorden  van  Afia  zijn,  dat  zijne  onaf  
 hanglijkheid  heeft  ftaande  gehouden  en  alle  de  
 poogingen  weêrftaan  heeft,  door  de  Rusfen  gedaan  
 om  het  te  onder  te  brengen.  De  laatfle  togt  
 tegens  hen  wierd  iri  het jaar  1750  ondernoomen,  
 en  eindigde,  na  een  afwisfelend  krijgs-geluk,  in  
 het  terugtrekken  van  de  Rusfifche  troepen  en  het  
 verlies  van  den  bevélvoerenden  officier.  De  Rus-  
 feo  hadden  zedert  dien  tijd  hunne  grens-vesting  
 y.an  de  Anadir  naar  de.  Ingiga  verlegd  ,  eene  
 X  4  n