
den anderen, over ruimten voeren, die te vooren
met ijs bedekt geweest waren, gisten wij dat het
meest, dat wij zagen, drijvende was. Deszelfs
hoogte gisten wij door ejkander van agt tot tien
voeten te zijn en die van het hoogst was zestien of
agttien voeten. Wij onderzogten de ftroomen
wederom tweemaalen en vonden dezelve ongelijk,
maar nooit fneller dan van eene Engelfche mijl in
een uur. Onze rekening met de waarneemingen
vergelijkende, vonden wij ook dat de ftroomen in
verfchillende rigtingen liepen, doch zij kwamen
meer uit het Zuid-Westen dan uit eene andere
llreek; doch welk ook derzelver loop ware, derzelver
uitwerking was zoo gering, dat men ’er
geene gevolgtrekkingen omtrent het beftaan van
eenen doortogt naar het Noorden uit kon op*
maaken. Wij vonden de maand Julij veel kouder
dan de maand Augustus. De thermometer ftond
ia Julij eens op 28° en zeer gewoonlijk op 30%
daar wij dien voorleden jaar in Augustus zeer zelden
op hec vriespunt gezien hadden. In beiden
die
( * ) M e n k a n u i t d e .e z e w a a rn e em in g e n in tw e e ja a r e n
n ie r o v e r h e t a lg em e e n b e f lu ite n d a t J u lij d a a r a l to o s k o u d
e r is d an A u g u s t u s , en w e l te m in d e r , om d a t m en in h e t
e e r f t e ja a r h e t w e d e r n ie t in J u l i j , e n in h e t an d e r d a t in
A u g u s tu s n ie t h e e f t k u n n e n w a a r n e em e n j d a a r v o l g t e ig e n l
i j k maar u i t d a t J u l i j 1 7 7 9 k o u t je r w a s d an A u g u s tu s 1 7 7 & .
c. FOKSTER.
die jaaren hadden wij enige hevige winden, die alle
uit het Z. W. kwamen. Wij waren ook aan misten
onderhevig, zoo dra de wind maatig was,
uit welke ftreek hij woei, maar zij verzelden
de Zuidlijke winden meer dan de tegensover-
geftelde.
De Straat tusfchen de twee vaste landen vonden
wij, daar dezelve elkanderen het meest naderen,
op 66°, dertien mijlen breed; verder op wijken
zij naar het N. O. ten O. en W. N. W .; en op
de Breedte van 69° loopen zij 140 Lengte, o f omtrent
honderd mijlen van malkanderen af. Daar is
eene groote gelijkheid in het voorkoomen van de
twee landen ten Noorden van de Straat, Beiden
zijn zij van hout ontbloot. De ftranden zijn laag,
e.n verder binnen ’slands rijzen bergen tot eene
groote hoogte. De diepte was in het midden tus-
fchien dezelve negen en twintig en dertig vademen
, trapswijze afneemende naarmaate wij eene
van de kusten naderden, met dat onderfcheid dat
het wat ondieper was op de Amerikaanfche dan
op de Afiatifche kust op denzelfden afftand van
land. De grond was in het midden eene zagte
flijmachtige modder, en digt bij beiden de kusten
een bruin zand, met kleine ftukjens van beenderen
en een weinig fchulpen vermengd. Wij namen
Hechts weinig getij of ftroom waar; die ’er was
kwam uit het Westen.
Doch het is tijd den draad van ons reis-verhaal
we