
wij verflonden dat de fectetaris van de haven was.
Nu wierd een van i s m y l o f f s brieven geopend
en de andere wierd door eenen boodfchapper afgezonden
naar Bolcheretsk, eene Had op de West-
zijde van het fchiereiland van Kamfchatka, daar
de Rusfifche bevelhebber van deze provintie gemeenlijk
zijn verblijf houdt.
Het is zeer opmerklijk dat zij het Xchip den
voorigen dag niet gezien hadden, toen wij in de
baai ten anker kwamen , noch dêezen morgen,
voor onze floepen vrij digt aan het ijs genaderd
waren. De fchrik, welken deeze ontdekking onder
hen veroorzaakt had, bevonden wij dat zeer
groot was geweest. De bezetting was onmidde-
iijk onder de wapenen gebragt. Men had voor
den ingang van het huis van den bevelhebber
twee veldftukjens geplaatst en naar onze floepen
gerigt, en daar waren kruid, kogels en ontfloo-
ken lonten gereed gehouden.
De officier, in wiens huis wij thans onthaald
wierden, was een ferjeant en de bevelhebber van
den ofïrog. Niets kon de vriendlijkheid en gastvrijheid
van zijn gedrag , toen hij wat van den
Ichrik, door onze aankomst veroorzaakt, bekoo-
men was, te boven gaan. Wij vonden het huis
ondraaglijk heet, maar uitermaate net en zindelijk.
Na dat ik van klederen verwisfeld was,
waartoe des ferjeants beleefdheid mij in flaat Helde,
door mij een volledig ftel klederen van zig-,
zelzelven
te verfchaffen, wierden wij genodigd aan
tafel te gaan, die, naar ik niet twijfel, voorzien
was van het beste, dat hij krijgen kon, en die y
aangezien de kortheid des tijds, welke hij had
om daar voor te zorgen, met enig goed overleg
was ingerigt. Alzoo ’er geen tijd was om fop en
gekookt vleesch klaar te maaken, hadden wij, in
de plaats, enige fneden koud rundvleesch, waarop
heet water gegooten wierd. Vervolgens hadden
wij eenen grooten gebraaden vogel van eene mij
onbekende foort, maar uitmuntend van fmaak.
Na dat wij daar iets van gegeeten hadden, wierd
hij afgenoomen, en men diende ons visch voor,
op twee verfchillende wijzen klaar gemaakt, en
kort daarop verfcheen de vogel nogmaal, in lekkere
zoete pastijtjens. Onze drank, waarvan ik
naderhand nog eens zal moeten fpreeken, was van
die foort, welke bij de Rusfen quafs genoemd
wordt en het flegtst van het geheel onthaal, Des
ferjeants vrouw bragt verfcheiden van dë fchotels
Zelve binnen, maar mogt niet mede aan tafel zitten.
Onzen maaltijd geëindigd hebbende, geduu-
rende welken naauwlijks behoeft aangetperkt te
worden dat ons gefprek bepaald was tot enige
buigingen , en andere tekenen van ouderlingen
eerbied, tragteden wij onzen gastheer.de reden
ën het doel van ons bezoek in deeze haven te doen
begrijpen. Alzoo i s m y l o f f hun waarfchijnlijk
over hetzelfde onderwerp gefchreven had in de
brie