
 
		leidende,  en  plataanen,  zoete aardappelen  en  andere  
 vrugcen  draagende.  Aan  het  gezigt  en  de  
 gebaerden  van  k Ai r e e k e e a   zag  ik  aanftonds  
 dat  de oude man het Opperhoofd der priefteren was,  
 van  welk  reeds  gelprooken  is  en  van  wiens  ge-  
 fchenken  wij  zoo  langen  tijd geleefd hadden.  Hij  
 had  een  ftuk  rood  doek  in  zijne  handen,  dat  hij  
 om  Kapitein  c o o g s   fchouderen  wond,  waarop  
 hij  hem  eene  kleine  biggevop  de  gewoone  wijze  
 aanbood,  Toen  werd  ’er  een zetel  voor hem  gemaakt  
 ter  zijde  van  den  Koning,  waarna  ka i-  
 h e e k e e a   en  zijn  gevolg  hunne  plechtigheden  
 begonnen,  terwijl  ka o o  en  de  Opperhoofden  
 de  antwoorden  gaven. 
 Ik  was  verwonderd  in  den perfoon  van  deezen  
 Koning  denzelfden  zieklijken  en  vermagerden  ouden  
 man  te  zien,  die  aan  boord  van4e Refolutie  
 gekoomen  was,  toen  wij  aan  de  Koord-Oostzijde  
 van  het  Eiland  Mowee waren,  en  wij  ontdekten  
 weldra  onder  zijn  gevolg  de  meefle  per-  
 foonen,  die  toen  den  geheelen  nacht bij  ons  gebleven  
 waren.  Onder  dit  getal  waren  de  twee  
 jongere zoonen  des Konings,  van  welke  de  oudde  
 zestien  jaaren  oud was, en zijn neef m aui a -mai -  
 h a ,  dien  wij  ons  in  het  eerst  met  enige moeite  
 herinnerden,  vermits  zijn  hair  met  eene  vuile  
 bruine  verw  en  poeder  beplakt was^  hetgeen  het  
 wildst gelaat,  dat  ik immer gezien  heb,  in  het  geheel  
 geene fraaiheid  bijzette. 
 Zoo  dra  de  plechtigheden  van  deeze  bijeenkomst  
 over  waren,  bragt  Kapitein  c o o k   t e r -  
 reeoboo  en  zoo  veele  Opperhoofden  als  de  
 pinas • houden  kon  naar  boord  van  de  Refolutie•  
 Zij  wierden  met  alle  tekenen  van  eerbied ontvangen, 
   die  men  hun  betoonen  konde,  en Kapitein  
 co o k   deed  den  Koning,  voor  den  veder-mantel, 
   een  linnen  hemd  aan  en  gordde  hem  zijnen  
 eigen  fabel  aan.  De  oude  k a o o  en  omtrent  
 een  half  dozijn  andere  oude Opperhoofden  blee-  
 ven  aan  land  en  namen  hun  verblijf in  de  huizen  
 der  priefters.  Geduurende  allen  deezen  tijd  was  
 ?er  geene  kano  in  de  baai  te  zien,  en  de  inboorlingen  
 bleeven  in  hunne  hutten  of lagen  voor  over  
 op  den  grond.  Voor de  Koning  de Refolutie  verliet, 
   verkreeg  Kapitein  c o o k   verlof  voor  de  inboorlingen  
 om,  als  gewoonlijk,  aan  de  fchepen  
 te  koomen  mangelen;  maar de  vrouwen  bleeven,  
 om welke  reden  vernamen wij  niet,  nog  onder  de  
 uitwerkingen  van  d ttctboo,  dat  is,  het bleef haar  
 nog verboden uit haare huizen te koomen,  of enige  
 gemeenfchap  met ons  te hebben.