daan. op twee groote kanos, die tragtederi te
öntfnappen
Het was tusfchen zeven én agt uuren wanneet
wij te zaatnen het fcbip verlieten; Kapitein cook
in de pinas, hebbende den Heer P h i l l i p s eri
negen foldaaten bij zig; en ik in de kleine floep'.
De laatfte bevelen die ik van hefn ontvong waren
de inboorlingen aan onzen kant van de baai
gerust te ftellen, door hen te verzeekeren dat hun
geen leed gefchieden zoude, mijn volk bij elkander’
te houden en op mijne hoede te zijn. Toen
fcheidden wij; de Kapitein gong naar den kant
van Kowrowa, daar de Koning zig onthield, en
ik begaf mij naar het ftrand. Mijne eerfle zorg
toen ik aan wal kwam was den foldaaten geftreng
bevel te geeven binnen de tent té blijven, hünnê
geweeren met kogels telaaden, en hunne wape-
nen niet af te leggen. Daarna deed ik eene wan*
deling naar de hutten van den ouden kaöo en dé
priefters, en verklaarde hun, zoo goed als ik
kon, de reden van de vijandlijke toebereidzelen,
die hen ten hoogften bekommerd hadden. Ik
vónd
( * ) Éene van deeze kanos bekoorde o me ah toe,
een Opperhoofd, dat den tijtel van Öronö voerde. fljj
was ’ er z e lf in;' het zou gelukkig zijn geweest dat de En-
gelfchen hem gevangen hadden; want het vólk befchoutf-
de den perfoon van dien man zoo heilig als dien dér
Konings. vertaal EK,
Vond dat zij reeds gehoord hadden dat de kottei:
geftoolen was, en ik verzeekerde hen dat, fchoon
Kapitein cook vast befloten had dien weder te
hebben en de dieven te ftraffen, egter Zij en het
volk van het dorp aan ónze zijde geene de minfte
vrees behoefden te hebben van enig kwaad van
óns te zullen ontmoeten. Ik verzogt de priefters
dit het volk t? verklaaren en het te zeggen dat het
niet ongerust behoefde te zijn, maar zig vreedzaam
en ftil te houden, kaoo vroeg mij met
grooten ernst ó f t e r r e e o b ó o ook kwaad gefchieden
zoude? Ik verzeekerde hem van neen;
en hij en zijne overige broeders fcheenen zeer wel
te vreden met deeze verzeekering.
Middelerwijl begaf zig Kapitein c o o k , de
groote floep geroepen hebbende, die aan de
noordlijkè punt van de baai op de wagt gelegd
was; en dezelve met zig neemende, naarKow-
rowa en landde aldaar met den luitenant en
negen foldaaten. Hij trok onmiddelijk het dorp
in, daar hij met de gewoone blijken van eerbied
ontvangen wierd; het volk wierp zig voof*
hem neder en bragt zijne gewoone offerhanden
van kleine varkens. Bevindende dat men
zijn oogmerk niet vermoedde, was de volgende
ftap, dien hij deed, naar te r r e eo boo en
zijne twee jonge zoonen, die aanhoudend aajtf
boord van de Refolutie zijne gasten geweest wa-
fen, te vraagen, In korten tijd kwamen de twee
XII. D ïelv E jóÏÏ