i m 1779‘] R E I Z E NAAR DEN
ter menigten op de afzonderlijke fchotfen waren
dan wij ooit te vooren gezien hadden. Des avonds
omtrent negen unren zag men eenen witten beer
digt bij de Ontdekking voorbij zwemmen ; hij
zwom naar het ijs, op hetwelk zig nog twee andere
bevonden,
Den negentienden, des morgens ten een ‘uur,
de lucht opklaarende, duurden wij weder N. O.
tot twee uuren, wanneer wij voor de tweede reis
zoo volkoomen in ge (loten waren, dat *er geene
Opening was dan in het Zuiden, naar welke wij
dan-ook koers hielden, met eene zeer dille zee
en met zeer gundig weder langs denzelfden weg
terug keerende dien wij gekoomen waren. Wij
zijn niet in daat geweest verder Noordwaarts door
te dringen dan wij nu waren , wanneer onze
Breedte 70° 33 was, en dit was op vijf mijlen na;
zoo verre als wij in het voorig jaar geweest waren.
Wij duurden Z. Z. W. met flappe winden uit het-
r>J. W. langs den zoom van het groot ijs-veld, dat
aan onze (linkerhand lag en zig tusfchen ons en
het vaste land van Amerika uitdrekte. Onze
Breedte was volgens waarneeming op den middag,
70° i i ' en onze Lengte 196° 15', en de diepte
zestien vademen. Uit deeze omdandigherd be-
flooten wij dat de Ijs -K a a p nu Hechts zeven of
9gt mijlen van ons lag; doch, fchoon de lucht
Over het algemeen helder was, was hij tegelijk
dam,“