dat hunne gehoorzaamheid enkel door onze weigering
bepaald wierd. De vrouwen konden door
niets overgehaald worden om bij ons te koomen;
doch dit was waarfchijnlijk wegens de nabijheid
van de Mor a i, welke het haar te alle tijden en
op alle de eilanden van deeze zeeën verboden is
te naderen. Daar is reeds gezegd dat zekere foor*
ten van vleesch voor de vrouwen altijd getabood
zijn , <!at is dat zij daarvan niet mogen eeten.
Wij zagen ook dikwijls verfcheiden aan hunne
maaitijden, wien het eeten door andere wierd in
den mond gellooken, en, als wij de reden van
deeze zonderlinge gewoonte vroegen ■, kreegen
wij ten antwoord dat zij getabood waren, of dat
hun verboden was zig zelve te voederen. Dit
verbod wierd hun, naar wij verftonden , altoos
opgelegd , als zij eene begravenis hadden bijgewoond,
o f een lijk hadden aangeraakt, en ook
bij andere gelegenheden. Het is nodig alhier aan
te merken dat zij, bij deeze gelegenheden, het
woord taboo onverfchillig en op perfoonen en
op zaaken toepasfen. Dus zeiden zij dat de inboorlingen
getabood waren of de baai getabood
was, en zoo van het overige. Dit woord wordt
ook gebruikt om iets heiligs , uitmuntends o f
iets dat gewijd is uit te drukken. Dus wierd
de Koning van Owhyhee Eree - taboo genoemd,
een menschlijk flagtoffer tangata - taboo, en, op
dedezelfde
wijze wordt onder de Vrienden Eilanders,
Tonga, het eiland daar de Koning zijn verblijf
houdt, Tonga-taboo genoemd.
Omtrent hunne huwelijken kan ik den Leezer
weinig meer inlichting geeven dan hem te zeggen
dat ’er zulk eene betrekking of verdrag onder hen
beftaat. Ik heb reeds gelegenheid gehad te zeg?
gen dat , toen t e r r e e o b o o zijne Koningin
RORA-RORA te Mowee had gelaaten , hij eene
andere vrouw bij zig had, bij welke hij kinderen
had en aan welke hij zeer flerk verknogt was;
maar in hoe verre de veelwijverij, eigenlijk ge-
fprooken, geoorloofd zij, of hoe verre zij enkel
in zaamenwooning bellaar, hetzij, met opzigt tot
den Koning, de Opperhoofden of onder de L a gere
klasfen, kunnen wij niet beflisfen, omdat ’er
te weinige feiten van dien aart tot onze kennis
kwamen om ’er een befluit uit op te maaken.
Wij hebben e>ok reeds aangemerkt dat wij nooit
eene vrouw van hoogen rang gezien hebben
dan k a n e e - KA B a REA, en de vrouw van den
Orono, met drie vrouwen, van welke ik hierna
gelegenheid zal hebben te fpreeken. Uit hetgeen
ik van de huislijke omftandigheden van de laagife
klasfe kwam te zien, fcheen het huis onder het
bellier van eenen man en eene vrouw, en de kinderen
in denzelfden Haat van ondergefchikthdd
als in befcha;}fde landen.
Het zal hier niet ongepast zijn aan te tekenen
dat