
 
		ao4  [Maart  R E I Z E   naar  den 
 als  het  hair  dik  en  kroes  is,  de  gedaante  van  de  
 kam  der  oude  helmen  heeft.  Andere  draagen  veel  
 valsch  hair,  dat  in  lange  vlegten  langs  hunne  ruggen  
 flingert,  gelijk  de  afbeelding van  de bewoo-  
 aeren  van  Hoorn  * Eiland  in  da l r ymp l e s   
 Reizen,  en andere  binden  het weder in eene enke-  
 le  bos,  bijna zoo groot als  het  hoofd,  op  de  kruin  
 vast,  en  fommige  in  vijf of zes  afzonderlijke  boa-  
 fen.  Zij  befmeeren  hun  hair  met  eene  graauwe  
 leem  ,  met  tot  poeder  gewreven  fchulpen  vermengd  
 ,  die  zij  in  ballen  bewaaren  en  tot  eene  
 foort  van  zagt  deeg  kaauwen,  als  zij  ’er  gebruik  
 van  moeten jnaaken.  Dit houdt  het hair glad,  en  
 verandert  het  met  den  tijd  tot  eene  bleek  geele  
 kleur. 
 Beiden  kunnen  draagen  hals-ringen  van  fnoeren  
 kleine  fchulpen  van  gemengelde  kleuren,  en  een  
 verfierzel  van  gedaante  als  het oor  van  eene kom,  
 omtrent  twee  duimen  lang,  en  een’  halven  duim  
 breed,  van  hout,  fteen  o f  yvoir  gemaakt,  
 fraai  gepolijst,  dat  aan  den  hals  wordt  gehangen  
 aan  fijne  draaden  van  gevlogten  hair,  fomtijds  
 honderdvoud  verdubbeld.  In  plaats  van  dit  verfierzel  
 draagen  fommige  op hunne borst  een  klein  
 menfchen  beeldjen,  van  been  gemaakt,  dat  on  
 dezelfde  wijze  is  opgehangen. 
 Dq 
 O  Vergelijk  X.  Deel  bladz.  361. 
 De  waaier  of vliegen - verjaager  is ook een  verfierzel  
 ,  dat  door  beiden  de  kunnen  gedragen  
 wordt.  De  gemeende  worden  gemaakt  van  de  
 vezelen  van  de  kokos-noot,  los  in  bosfen,  aan  
 het  eind  van  een  glad  gepolijst  hand-vatzel  gebonden. 
   De  ftaert-vederen  van  den haan  en  van  
 den keerkring-vogel worden  "er ook  toe gebezigd;  
 maar  de  kostbaarfte  zijn  die,  welke  een  hand-  
 vatzel  hebben  ,  van  beenderen  van  de  armen  o f  
 beenen  van  eenen  in  den  ftrijd  verflagen  vijand  
 gemaakt,  die zeer  zorgvuldig  bewaard worden,  en  
 van  den  vader  op  den  zoon  overgaan  als  zegetekenen  
 van  onfchatbaare  waerde. 
 De  gewoonte  van  het lighaam  te  tatoaeeren  of  
 te  beprikken  hebben  zij  met  de  overige  inboor-  
 van  de Zuid-Zee  eilanden  gemeen,  (*) maar  het  
 is  alleen  op  Nieuw - Zeeland  en  de  Sandwich*  
 Eilanden  dat  zij  het  aangezigt  beprikken.  Daar  
 is  ook  tusfchen  de  twee  laatfte  dit  onderftfheid dat  
 het  op  de  eerfte  eilanden  in  fierlijke  draaiende  
 kringen,  en  op  de  laatfte in  regte lijnen, elkande-  
 ren  in  regte  hoeken doorfnijdende,  gefchiedt.  De  
 handen  en  armen  van  de  vrouwen  zijn  ook  zeer  
 net  getekend,  en  zij  hebben  eene  zonderlinge  gewoonte  
 onder hen,  waarvan wij  de  beduidenis niet 
 kon- 
 ( * )   D i t   m o e t   v e r fta a n   w o r d e n   v a n   d e   b la n k e   ra s f e n ;   v a n   
 d e   zw a r t e   b e p r ik t   z i g   g e e n e .