zijde de diepte van het water twintig vademen
tvas, op eenen zandigèn grond, en dat ondertus*
fchen BRiTANNEÉ had geweeten wegtefluipen,
zijnde, zoo wij meenden, bevreesd om terug te
keeren, omdat zijn bericht niet waar bevonden
was.
ïn den avond wierd de wind wat bedaarder;
waarop wij de zeilen wederom bij haalden; maar
ömtrent middernacht woei hét zoolterk, dat het
groot en klein bram-zeil fcheurdea. In den
morgen van den zevenden floegen wij andere zeilen
aan , en hadden fraai weder en een ligt koelc-
jen. Op den middag was de Breedte, bij waar-
neeming, 2.0 1 N. terwijl de westlijke punt van
het eiland in het Zuiden lag , 7 0 O. en de N. W.
funt N. 38° O* Alzoo wij nü vier of vijf mijlen
van land waren en het weder zeer ongefiadig
Was, durfde geene van de kanos uit koömen, zoo
dat onze gasten genoodzaakt waren bij ons te
blijven, en wel zeer tot hun ongenoegen, want
zij waren alle zee-ziek, en veele hadden jonge
kinderen agter gelaaten.
In den agtermiddag, fchooö het weder nog
buijig was, hielden wij op het land aan, en omtrent
drie mijlen van hetzelve zijnde, zagen wij
eene kano met twee mannen, die naar ons toe
roeiden, welke wij terftond, gisten dat door het
laatfle onfluimig weder van land geflaagen was,
waarom wij het fchip in zijnen gang ftuiceden,
onr
öm hen in te neeraen. Deeze arme menfchen waren
zoo afgemat van vermoeidheid, dat, was niet
een van de inboorlingen aan boord, hunne zwakheid
ziende, tot hunne hulp in de kano gefpron-
gen, zij naauwlijks in ftaat geweest zouden zijn
het touw* dat wij hun toegeworpen hadden,
Vast te maaken. Het was met veel moeite dat
Wij hen binnen boord kreegen* met een kind van
omtrent vier jaaren oud, dat zij onder de banken
Van de kano hadden vast gebonden, daar het alleen
met het hoofd boven water gelegen had.
Zij zeiden ons dat zij het land eerst den voorigen
morgen verhaten hadden cn dat zij zedert dien
tijd zonder eeten öf drinken geweest waren.
Men gebruikte tfe gewoone voorzorgen in hun
eeten toe te dienen; het kind wierd aan de zora*
Van eene van de vrouwen toevertrouwd, en wij
vonden hen den volgenden morgen alle volkoo-
men herlleld.
Te middernacht kwam ’er eene wind-vlaag,
die ons noodzaakte de bram-zeilen dubbel te
feeven en de bram-raas te llrijken.
Den agtften* met het aanbreeken van den dag,
bevonden wij dat de fokke-mast weder geweeken
Was, zijnde de klampen, die in Koning Georges-
ö f Nootka- Kanaal op de kust van Amerika aan
den kop van de mast waren gefpijkerd , ge*
fprongen, en de Hukken zoo liegt, dat het voltrekt
noodzaaklijk was andere voor dezelve in
de