
40Ö \_Juli] 1^79*] R E I Z E NAAR ÖÉN
van 68° geplaatst. Zoo hij in deeze gisfing gelijk
hadd’, dan is het ook waarfchijnlijk om de reeds
aangevoerde redenen , dat de Afiatifche kust nergens
verder dan 70° koomc voor zij Westwaarts
ftrekt, en gevolglijk dat wij binnen i° van der-
zelver Noord-Oostlijk eind waren. Want, zoo
men onderftelt dat het vast land ergens ten Noorden
van Shelatskoi Nofs ftrekt, is het naauwlijks
mogelijk dat eene zoo buitengemeene omftandig*
heid door de Rusfifche reizigers niet zoude vermeld
zijn, en wij hebben reeds getoond dat zij
van geene aanmerklijke Kaap melding maaken tus*
fchen de Kovyma en de Anadir dan van de Oost-
Kaap. Eene andere omftandigheid, door d e s h-
n e f f aangevoerd, zal misfchien voor eene verdere
bevestiging van dit gevoelen gehouden worden,
namelijk dat hij geene beletzelen van het ijs
ontmoette, terwijl hij de Noord-Oostlijke punt
van Afia omvoer, fthoon hij ’er bij voegt dat deeze
« e ’er niet altijd zoo vrij van is , gelijk ook
blijkt uit het kwalijk flaagen van zijnen éerften
togt, en zedert dien , van de vrugtlooze poo-
gingen van s h a l a u r o f f en de hinderpaalen,
die wij in twee verfchillende jaaren, op deezen
onzen togt ontmoeteden.
Het vast land, dat op onze kaart oningevuld
gelaaten is, tusfchen Noord-Kaap en den mond
van de Kovyma, is honderd vijf en twintig mijlen
in de lengte uitgeftrekt. Een derde of omtrent
veer-
STILLEN OCEAAN. \_JuUj 1779.J 401
veertig mijlen van deezen afitand van de Kovyma
Oostwaarts , wierd in het jaar 1723 onderzogc
door eenen Sinbojarskoi van Jakutz, wiens naam
FEODOR AMossoFF was, van welken m u l l e r
vernam dat zij Opstwaarts ftrekte» Men zegt dac
zij zedert naauwkeurig opgenoomen is door sha -
l a ü r o f f , op wiens kaart zij N. O. ten O. ftrekt
tot de Shelatskoi Nofs, die hij omtrent drie en
veertig mijlen ten Oosten van de Kovyma plaatst.
De ruimte tusfchen deeze Nofs en Noord- Kaap,
omtrent twee en tagtig mijlen, is dan het eenigsc
gedeelte van het Rusfiseh Rijk, dat thans nog
onbekend is.
Doch zoo de rivier Kovyma kwalijk geplaatst
is met opzigt tot haare Lengte, zoo wel als in
haare Breedte,, eene onderftelling, waarvoor geene
waarfchijnlijke gronden ontbreeken , zal de uit-
geftrektheid van de niet opgenoomen kust in evenredigheid
verminderd worden. De redenen, die
mij doen neigen om te gelooven dat de mond van
deeze rivier op de Rusfifche kaarten veel te verre
Westwaarts geplaatst is, zijn de volgende: 1. O m dat
de berichten, die van de vaart op deljs-zee van
die rivier, om de Noord-Oostlijke punt van Afia, tot
de golf vwr\Anadir>, gegeeven worden, niet ftroo-
ken met den onderftelden afftand tusfchen deeze
plaatfen. 2. Omdat de afftand over land van Kovyma
tot de Anadir door de vroege Rusfifche reizigers
wordt voorgefteld als eene gemaklijke reize van
XII. D e e l . C c gee