
 
		neer  wij  op  520  44'  Breedte  en  op  1590  Lengte  
 waren  lag  den  mond  van  de  dwatska - Baai  drie  
 Of  vier  mijlen  N. W.  van  ons  a f,  en,  omtrent  
 drie  uuren  in  den  agtermiddag  ,  kwam  ’er  een  
 goede  wind  uit  het  Zuiden  op  ,  waarmede  wij  
 op  het  land  aanhielden  ,  peilende  regelmaatig  
 van  twee  en  twintig  tot  zeven  vademen. 
 De  mond  van  de  baai  ligt  open  voor  het  N.  
 N . W.  Het  land  aan  de  Zuid-zijde  is  van  eene  
 maatige  hoogte;  ten Noorden  rijst  het  op  tot  eene  
 Hompe  kaap,  die  het  hoogst gedeelte  van  de  kust  
 3s.  In  het  kanaal  tusfchen  beiden,  bij  de Noord-  
 Oost-zijde,  liggen  drie  aanmerklijke  klippen,  en  
 verder naar  binnen,  digt aan  de andere  zijde,  eene  
 enkele  afgezonderde  klip  van  eene  aanmerklijke  
 grootte.  Op  de Noorder  kaap  is  een wagt - huis,  
 «lat,  als  de  Rusfen  enige  van  hunne  fchepen  op  
 ê e   kust  verwagten  ,  tot  een  vuur-baken  gebruikt  
 wordt.  Daar  flond  een  vlagge-ftok  op  ;  
 maar  wij  zagen  geen  teken  dat  ’er  iemand  in  
 was. 
 Den  mond  van  de  baai voorbij  zijnde,  die  omtrent  
 vier  Engelfche  mijlen  lang  is  ,  zagen  wij  
 eene  groote ronde kom  voor  ons  van  vijf en  twintig  
 Engelfche  mijlen  in  omvang,  en kwamen  ten  
 half vijf ten  anker  in  zes vademen  water,  bevreesd  
 zijnde  aan  den  grond  te  zullen  geraaken  op  een  
 bank,  of enige  blinde klippen, welke  muller zegt 
 dat 
 r rM‘ 
 :;ü l