
 
		dien  tijd maar eens  ziende, en  in  het Zuiden,  kon*  
 den  wij  deszelfs  Breedte  alleen  in  zoo  verre  be-  
 paalen  als wij  van  de afilanden  konden  oordeelen,  
 terwijl  de  waarneemingen  op  den  middag  ons nu  
 in Haat Helden  die  naauwkeuriglijk  te  beflemmen,  
 zij  is 63° 47';  deszelfs Lengte wierd  bevonden  18 8°  
 15'te wezen  gelijkte voren.  Dit eiland is,  zoo des-  
 zelfs  grenzen  nu  in  ons  gezigt  waren,  omtrent  
 drie  mijlen  in  omtrek  groot.  Het noorder gedeelte  
 kan  op  den  affland  van  tien  o f twaalf mijlen  gezien  
 worden;  doch  alzoo  het  naar  het  Z.  O.  in  
 laag  land  eindigt,  waarvan wij  de  uitgeflrektheid  
 niet  zien  konden,  gisten  enige  van  ons  dat  het  
 waarfchijnlijk  aan  het  land  ten  Oosten  van  het>  
 zelve  vast  zoude  zijn  ;  de  dampigheid  van  de  
 lucht  belettede  ons  egter  dit  met  zeekerheid  te  
 weeten.  Deeze  eilanden  ,  zoo  wel  als  het  land  
 omtrent de  Tschukotskoi  Nofs  waren  met  fneeuw  
 bedekt  en  vertoonden  ons  een  allerakeligst  tafereel. 
   Te  middernacht  lag  St. Laurens  Z.  Z. O.  
 vijf  of  zes  Engelfche  mijlen  van  ons  ,  en  onze  
 diepte  was  agttien  vademen.  Wij  wierden  ver-  
 zeld  van  verfcheiden  foorten  van  zee-vogelen,  
 ca  zagen  verfcheiden  kleine  gekuifde havikken. 
 De  lucht  fleeds  dampiger  wordende  verlooren  
 wij  alle  land  uit  het gezigt  tot den  vijfden,  wan-  
 mer  het  zig  en  in  het  N.  O.  en  in  het  N.  W-  
 vertoonde.  Onze  Breedte  was  thans  naar  onze  
 rekening 65°  24' en  onze Lengte  189°  14 «  Alzoo, 
 d© 
 de  eilanden  van  St.  Diomedes,  die  in  Beerings-  
 Straat  tusfchen  de  twee  vaste  landen  liggen*  
 voorleden  jaar  door  ons  op  65°  48' Breedte  bepaald  
 wierden,  konden wij  het  land  in  het N.  O*  
 met  de  ligging  van  deeze  eilanden  niet  overeenbrengen. 
   Wij  Huurden  dan  naar  land  tot  in  den  
 agtermiddag  ten drie  uuren,  wanneer  wij  ’er minder  
 dan  vier  Engelfche  mijlen  vandaan  waren*  
 en,  bevindende  dat  het  uit  twee  eilanden beflond,  
 vrij  vast  overtuigd  waren  dat  het  hetzelfde  was;  
 doch  de  lucht  nog  dampig  blijvende,  Haken wij*  
 om  zeeker  te  weeten  waar  wij  waren,  haar  de  
 kust van  Afia over  tot des avonds  ten  zeven  uuren,  
 wanneer  wij  binnen  twee  of  drie  mijlen  van  de  
 Oost-Kaap  van  dat  vast  land  waren. 
 Deeze  Kaap  is  hoog  en  rond,  flrekt  zig  vier  
 of  vijf  Engelfche  mijlen  van  het  Noorden  naar  
 het Zuiden  uit,  vormt  een  fchiereiland,  en  is  aan  
 het vast  land  gehecht  door  eene  fmalle Hrook  laag  
 land.  Derzelver  kust  is Heil,  en  tegens  over  der-  
 zelver noordlijk  gedeelte  zijn drie  hooge afzonderlijk  
 flaande  fpitfe  klippen.  Zij  was  thans  met  
 fneeuw  bedekt  en  het Hrand  was met  ijs omringd.  
 Wij  waren  nu  overtuigd  dat  wij  door  eenen Herken  
 Hroom  waren medegefleept,  die noordwaarts  
 liep,  en  welke  eene  misrekening  in  onze  Breedte  
 op  den middag  veroorzaakt  had  van  twintig Engelfche  
 mijlen.  Toen  wij  voorleden  jaar  deeze  flraat  
 doorvoeren,  hadden  wij  hetzelfde  ondervonden. 
 Ein