
gegeeven hebben; want zij konden weinig denkbeeld
vormen van de beweegredenen van mensch-
lievendheid, die ons zoo deeden handelen.
In gevolge van het verflag, dat ik Kapitein
c l e r k e deed van hetgeen ik begreep de tegens-
woordige geest-gefteldheid en geneigdheid der-
eilanders te zijn, wierden de kragtdaadigfte maatregelen
genoomen om ons te wapenen tegenss
eenen aanval, dien zij in den nacht mogten
waagen. De floepen wierden met kettingen vertuid
, de fchildwagten op beiden fchepen verdubbeld,
en daar wierden wagt* floepen uitgezet,
die rondom de fchepen moeiten roeijen, om de
inboorlingen te beletten de kabels te kappen»
Wij zagen geduurende den nacht eene verbaazen-
de menigte lichten op de bergen, dat fommige
van ons deed denken dat zij bezig waren hunne
goederen het land in te bergen, in gevolge van
onze bedreigingen. Doch ik geloof eerder dat
het de offerhanden waren, welke zij wegens den
oorlog deeden, waarin zij zig verbeeldden binnen
kort te zullen gewikkeld worden, en waarfchijn-
lijk waren de lighaamen van onze verflagen land??
genooten op deezen tijd brandende. Wij zagen
naderhand diergelijke vuuren terwijl wij het eiland
van Morotoi voorbij voeren, en die, gelijk
ons door enige inboorlingen, welke toen aan
boord waren, gezegd wierd, gebrand wierden
wegens den oorlog, dien zij tegens een nabuurig
eiland
eiland verklaard hadden. En dit koomt overeen
met hetgeen wij bij de Vrienden- en Sociëteit-
Eilanden hoorden, dat, als ’er een togt tegens
eenen vijand op til is, de Opperhoofden altoos
den moed des volks door feesten en vrolijkheden
in den nacht tragten optewekken.
Wij bleeven den geheelen nacht zonder verontrust
te worden, behalven door het gehuil en gejammer,
dat wij aan land hoorden. In den volgenden
morgen vroeg, kwam koah aan de Re~
folutie, met een gefchenk van doek en eene kleine
bigge, die hij verzogt mij te mogen aanbieden.
Ik heb hier voor gezegd dat de inboorlingen
dagten dat ik de zoon van Kapitein cook
was, en alzoo hij, bij zijn leven, hen dit alcijd
had laaten gelooven, wierd ik waarfchijnlijk
voor de bevelhebber na zijn’ dood aangezien.
Zoo dra ik op het verdek kwam, vroeg ik hem
naar het lighaam, en, toen hij mij niet dan ontduikende
antwoorden gaf, weigerde ik zijne ge-
fchenken aanteneemen, en zou hem weggezonden
hebben met enige uitdrukkingen van gram-
fchap en gevoeligheid, zoo niet Kapitein c l e r k
e , het best oordeelende in alle gevallen den
fchijn van vriendfchap te behouden, het beter
geoordeeld hadd’ dat hij met den gewoonen eerbied
zoude behandeld worden.
Deeze verraaderlijke kaerel kwam, geduurende
den loop van deezen voormiddag, dikwijls naar
O 4 ons