3 3 a [Meij 1779.] REIZE naar den
reld. Het feest beflond weder uit danferi en
zingen.
Naardien de volgende morgen tot ons vertrek
bepaald was, begaven wij ons vroeg naar onze
wooning, daar het eerfle dat wij zagen drie reis*
pakken waren, naar ’s lands wijze gemaakt, die
de Major voor ons bezorgd had , welke kort
daarop zelf aan ons huis kwam, om toe te zien
dat alle onze goederen wel gepakt, en te deeg
bezorgd wierden. En waarlijk met zijne milde
gefchenken , en de vriendlijkheid van Kapitein
s h m a l e f f en veele andere perfoonen, die alle
verzogten ’er wat van hec hunne te mogen bijvoegen
, met den grooten voorraad van levensmiddelen
, die hij ons voor onze reis gezonden
bad, hadden wij geene kleine laading goederen
bijeen gekregen.
Des morgens vroeg alles tot ons vertrek gereed
zijnde, wierden wij genodigd bij Mevrouw b e h m
een bezoek af te leggen, op onzen weg naar de
floepen, om affcheid van haar te neemen. De indrukzelen,
die onze zielen ontvangen hadden van
gevoelens van de warmde dankbaarheid, door het
oplettend, goedgunflig, en edelmoedig onthaal,
dat wij te Bolch'eretsk genoten hadden , wierd
nog grootlijks verflerkt door het aandoénlijk too-
neel, dat zig aan, ons vertoonde, toen wij onze
wooning verlieten. Alle de foldaaten en Kofakkerr,
tot de bezetting behoorende, Honden aan de eene
zijzijde
gefchaard , en de manlijke inwooners van
de Had, in hunne beste klederen gekleed, aan
de andere, en, zoo dra wij uit het huis kwamen,
hefte al het volk een treurig gezang aan , hetwelk
de Major ons zeide dat de gewoonte waa
in dat land te zingen, als men van zijne vrienden
affcheid neemt. Op deeze wijze trokken wij naar
het huis van den bevelhebber, voorgegaan door
de trommelen en het muzijk van de bezetting,
daar wij ontvangen wierden door Mevrouw beiim,
van de dames verzeld, welke in lange zijden tabbaarden
met kostbaare bonten randen van ver-
fchillende kleuren gekleed waren, die eene zeer
pragtige vertooning maakten. Na van enige ver-
verfchingen , die voor ons gereed Honden, iets
gebruikt te hebben, gongen wij naar den waterkant,
verzeld van de dames, die nu haare Hemmen
bij die van de overige inwooneren voegden,
en, toen wij van Mevrouw behm affcheid ge-
noomen hadden en haar verzeekerd hadden dac
wij al ons leven met dankbaarheid zouden gedenken
aan de gastvrijheid vau Bolcheretsk, vonden
wij ons te zeer aangedaan om ons niet met allen
fpoed te haasten om in de floepen te koomen.
Toen wij afdaken, riep het geheel gezelfchap
drie maaien hoezee, dat Wij uit onze floepen beantwoordden,
en toen wij eene punt omvoeren,
van waar wij onze gastvrije vrienden voor het
laatst